2009
Uit naam van bescherming van de binnenlandse veiligheid is in Nederland en Europa de controle op immigratie de laatste twee decennia aanzienlijk verstevigd. Nieuwe controle- en veiligheidsmaatregelen beveiligen echter niet alleen tegen vastgestelde bedreigingen van buiten. Ze worden ook ingezet in de controle op asielzoekers zónder dat concrete bedreigingen zijn vastgesteld. Dit is niet zonder gevolgen voor de mensenrechten van niet alleen vluchtelingen en asielzoekers.
Wie wenn...Europa wieder erwachen wollte, wenn ein Staat der Staaten uns be-vorstande! Sollte etwa die Hierarchie...das Prinzip des Staatenvereins als intellektuale Anschauung des politischen Ichs seyn?' Novalis (1772-1801)
In dit artikel wordt de impliciete hiërarchie van de mensenrechten blootgelegd en op grond daarvan wordt een systeem van grondrechten uitgewerkt dat de grondslag vormt van de humanistiek en de basis legt voor de hoofddoelen en prioriteiten van het humanistisch engagement. Hiërarchie wordt meestal als een negatief begrip beschouwd, maar is in feite de impliciete structuur van een normatief systeem. Eerst zal het begrip hiërarchie in het recht onderzocht worden, in het bijzonder de hiërarchie binnen de mensenrechten. Daarna is het doel de prioriteiten van het humanistische handelen te formuleren. De prioriteiten van dit handelen zijn de kosmopolitisering van de politiek en de extensie van het idee van burgerschap. Beide worden verenigd in het 'idee van Europa'.
Britta Böhler is misschien wel de bekendste vrouwelijke advocaat in Nederland. We weten van haar dat ze niet terugschrikt voor zaken met een zware politieke lading. Ze heeft terreurverdachten verdedigd zoals Volkert van der G. en Samir A., maar ook verschillende boeken geschreven waarin ze pleit voor een eerlijke en heldere rechtsgang in Nederland. Böhler heeft zich dikwijls kritisch uitgelaten over politieke inmenging binnen het recht, toch is zij ook sinds 2007 lid van de Eerste Kamer voor GroenLinks. Femke Kaulingfreks en Sybrandt van Keulen hebben de Amsterdamse advocaat opgezocht in haar kantoor en uitgebreid gesproken over haar visie op asielbeleid, terrorisme en privacy-wetgeving. Böhler blikt terug op zeer bewogen jaren en kijkt hoopvol vooruit naar de politieke en rechtstatelijke toekomst van Nederland met name in relatie tot de Verenigde Staten.
De afgelopen jaren kreeg het thema 'veiligheid' een nieuwe betekenis in de wereld van internationale samenwerking. Het Humanistisch Instituut voor Ontwikkelingssamenwerking (Hivos) ervaart dat in hun dagelijks werk met partnerorganisaties in het Zuiden, maar ziet dat ook in de manier waarop ontwikkeling daar en veiligheid hier in Nederland met elkaar in verband worden gebracht. Hieronder een verslag van een gesprek met Tini van Goor, Hoofd van het Bureau Democratisering, Rechten, Aids en Gender van Hivos in Den Haag.
Marteling mag niet. Dat is in allerlei verdragen vastgelegd en was de laatste tientallen jaren van de vorige eeuw een speerpunt van de westerse landen in de internationale politiek. Het denkkader van de oorlog tegen het terrorisme bracht daar verandering in. Het idee van absolute verwerpelijkheid van marteling bleek niet zo heel diep geworteld. Het formele verbod op marteling bleef in stand, maar aan de definitie van marteling werd wel gemorreld. En het werd duidelijker dan ooit dat internationale politieke, juridische en politionele samenwerking niet ondergeschikt is aan de strijd tegen marteling.
Na de beëindiging van de Koude Oorlog zijn de taken van de Nederlandse krijgsmacht en de wijze waarop hier door de politiek invulling aan wordt gegeven drastisch veranderd. De twee grootste veranderingen zijn de opschorting van de dienstplicht en een intensivering van de deelname aan internationale vredesoperaties. Deze twee ontwikkelingen hebben het werk van de geestelijk verzorger bij de krijgsmacht ingrijpend veranderd. Door het opereren tijdens uitzendingen in een hoog geweldspectrum worden geestelijk verzorgers direct betrokken bij het gebruik en de gevolgen van geweld, zeker als zij er voor kiezen om mee op patrouille te gaan. Moet een geestelijk verzorger, met een beroep op het recht om het eigen leven te beschermen, een wapen kunnen dragen?
De politiek van islamitisch onderricht
Robert W. Hefner, red. (2009). Making Modern Muslims. The politics of Islamic edu-cation in Southeast Asia. Honolulu: University of Hawai'i Press. 246 blz. ISBN 978 0 8248 3280 3
De VS, Azië en Europa kregen aan het begin van 21e eeuw te maken met een reeks terroristische acties. De opvallendste van deze waren natuurlijk de aanvallen van 9/11 op het WTC in New York en het Pentagon, de Bali-bommen, de bomaanvallen in Madrid en Londen en die op de Australische Ambassade en het Marriot hotel in Jakarta. Het islamitisch geïnspireerd geweld leek zich als een olievlek te verspreiden en er werd gevreesd voor een snelle verspreiding van islamitisch geïnspireerde moorden en andere criminele acties. Men ging ervan uit dat alle belangrijke aanvallen werden ingegeven door georganiseerde internationale islamitische radicale bewegingen. Het Westen en andere landen begonnen zich ernstig zorgen te maken over de oorsprong van al dit radicalisme en hoe dit werd verspreid, vooral onder de jongere generaties. De aandacht richtte zich al snel op de islamitische scholen en het islamitisch onderwijsbeleid, vooral in Zuidoost-Azië. Er is een enorme diversiteit aan islamitische scholen in deze regio, maar twee soorten vallen duidelijk op. Eén daarvan is het islamitische internaat (in Indonesië bekend als pesantren en in Maleisië en Zuid-Thailand als pondok) en de andere is de madrasah. De eerste soort is traditioneler en daar beperkt men zich min of meer tot islamitische vakken, terwijl de tweede soort een mengeling biedt van islamitische vakken en algemene wetenschappen. Ik voeg hier onmiddellijk aan toe dat de diversiteit onder deze scholen enorm is en dat deze scholen veelal worden gekleurd door de persoonlijke voorkeuren van het schoolhoofd en door de plaatselijke tradities. Sommige pesantren zijn zo traditioneel dat moderne wetenschappen niet lijken te bestaan, terwijl op andere wordt lesgegeven in het Engels en het Arabisch en op dagelijks niveau veel aandacht wordt geschonken aan onderwijs in wetenschappen en de moderne wereld met gebruik van computerwetenschappen en het internet. Madrasah kunnen onderling ook verschillen, maar in mindere mate dan de pesantren.
De dreiging die uitgaat van terrorisme is de afgelopen jaren weliswaar afgenomen, maar bepaalt nog steeds voor een belangrijk deel het veiligheidsbeleid van veel staten. In dit artikel wordt betoogd dat bij de bestrijding van terrorisme human security het uitgangspunt zou moeten zijn en dat terroristen niet 'buiten de menselijkheid' geplaatst moeten worden. Op grond van deze twee uitgangspunten formuleren de auteurs het begin van een alternatief, civiel antwoord op terrorisme. In dit civiele antwoord spelen maatschappelijke organisaties een belangrijke rol: in het controleren van overheden, maar ook in het deradicali-seren van terroristen.
De ontwikkeling van nieuwe technologieën levert nieuwe vragen op over de surveillance society. Met het oog op de nabije toekomst bestaat de zorg of mensen nog uit controlenetwerken kunnen blijven. Dit artikel bespreekt enkele praktijkvoorbeelden van (artistiek) activisme en met name de omgang met Radio Frequency Identification (RFID). Middels technische bewerking kunnen kunstenaars en activisten interveniëren met informatie op RFID-chips. Daarnaast is RFID op te vatten als een interactief netwerkmiddel. Het RFID-debat moet niet alleen gaan over de technologie toelaten versus weren, maar ingaan op in welke vorm aan de informatienetwerken deel te nemen. Het is bovendien van belang toegankelijke en praktische middelen te ontwikkelen, waarmee mensen de technologie kunnen verkennen en er op in kunnen spelen.