2011
Over zijn vredesactivisme en publicaties in het Interbellum
Jaap van Praag (1911-1981) wordt wel de 'vader van het moderne Nederlandse humanisme' genoemd. Hij zou met het Humanistisch Verbond (HV) vanaf 1946 vooral een 'grote strijd' gestreden hebben voor de verheffing van 'de grote onkerkelijke massa' uit het 'geestelijk nihilisme'. Minder bekend is dat Van Praag al op zeer jonge leeftijd schreef over problemen als oorlog en crisis, en daarbij noties gebruikte als 'geestelijke weerbaarheid' en 'persoonlijke verantwoordelijkheid'. Noties die na de Tweede Wereldoorlog in het humanisme een belangrijke rol gingen spelen. In dit artikel wil ik het denken van de jonge Van Praag over politiek en levensbeschouwing verder verkennen.
Geestelijke Weerbaarheid en Humanisme (GW&H) is de titel van een nieuw onderzoeksproject dat in 2010 is gestart aan de Universiteit voor Humanistiek. In dit artikel presenteert de onderzoeksleider van dit interdisciplinaire project de achtergronden, opzet, inhoud en doelstellingen ervan voor een breder publiek. Gedetailleerde informatie over GW&H staat op www.geestelijkeweerbaar-heid.nl. De centrale onderzoeksvraag van het project wordt samengevat in de titel: hoe kan humanisme bijdragen aan geestelijke weerbaarheid, en wat betekent dit voor actuele opvattingen van zowel humanisme als geestelijke weerbaarheid?
Een verkenning vanuit de praktijk
Humanistisch raadslieden bij de krijgsmacht komen in hun werk met situaties in aanraking waarbij de geestelijke weerbaarheid van militairen en hun thuisfront op de proef wordt gesteld. Militairen opereren tijdens uitzendingen onder zware omstandigheden in een vreemd land waarbij zij sterk op de eigen eenheid zijn aangewezen. Waarden als vrijheid, rechtvaardigheid, redelijkheid en verantwoordelijkheid kunnen hierdoor aan betekenisverandering onderhevig zijn. Humanistisch raadslieden begeleiden militairen en hun thuisfront voor, tijdens en na de uitzending. Vanuit hun humanistische levensbeschouwing bieden zij onder andere individuele gesprekken en vormingsbijeenkomsten aan. Zonder zelf deze werkvormen te relateren aan geestelijke weerbaarheid, leveren raadslieden impliciet aan de versterking ervan een bijdrage. In dit artikel beschrijf ik vanuit de praktijk waarom bevordering van geestelijke weerbaarheid in een militaire context van belang is en hoe humanistisch raadslieden dat doen.
Geestelijke weerbaarheid is onder humanisten een gewaardeerd concept: het is 'humanistisch' om een appel te doen op mensen zich zodanig te ontwikkelen dat zij als autonoom individu in relatie tot de ander, de wereld en het leven staan. In deze bijdrage wordt onderzocht hoe deze waarde van toepassing is op het werk van de humanistisch geestelijk begeleider. De ene bevinding is dat de geestelijk begeleider geestelijk weerbaar moet zijn en dat overgave als receptieve waarde daar een onderdeel van vormt. De andere bevinding is dat de geestelijk begeleider normaliter in overgave in contact staat met de cliënt, maar dat hij wel op momenten veerkracht moet vinden.
Ter gelegenheid van het honderdvijftigjarig bestaan van vrijdenkersvereniging De Dageraad en de honderdvijftigste verjaardag van Multa-tuli's Max Havelaar verschenen diverse gelegenheidsbundels die een goed beeld geven van recente ontwikkelingen in de geschiedschrijving van het vrijdenken. Dit artikel brengt deze ontwikkelingen in kaart en zet enkele lijnen uit voor toekomstig onderzoek. Daartoe zijn naast de gelegenheidsbundels ook nog twee andere relevante publicaties ter bespreking opgenomen (zie kader).
Een van de kernvragen van het onderzoeksproject Geestelijke weerbaarheid & Humanisme is hoe een concept van open, interlevensbeschouwelijk humanisme kan worden ontwikkeld en begrepen dat naar inhoud en functie de geestelijke weerbaarheid bevordert van individuen en groepen in de sociaal-cultureelhistorische context van de 21e eeuw. Het gaat hier, aldus de projectbeschrijving, om een op dialoog gericht humanisme dat vertrekt vanuit humanistische grondwaarden en dat zich kenmerkt door openheid. Hier tekent zich een spanningsveld af tussen grondwaarden en openheid, tussen eigenheid en veelkleurigheid. Hoe kan humanisme - staande in dit spanningsveld - bijdragen aan de geestelijke weerbaarheid van mensen? Wij denken dat hier een taak ligt voor het werkveld van de humanistische geestelijke verzorging. In onze pluriforme en dynamische samenleving neemt geestelijke verzorging steeds vaker een interlevensbeschouwelijk karakter aan. Hierin ligt haar belangrijkste uitdaging en zij kan daarin nieuwe werkterreinen verkennen. Het kunnen omgaan met pluriformiteit en interlevensbeschouwelijkheid lijkt immers voorwaarde te zijn voor geestelijke weerbaarheid in de 21e eeuw.
In Ilja Maso verliest de Universiteit voor Humanistiek een van haar hoogleraren van het eerste uur. Hij heeft vanaf 1989 tot 2008 aan de UvH gewerkt als hoogleraar Wetenschapsfilosofie, Methodologie en Onderzoeksleer. Ilja was tweemaal rector van de UvH: van 1 februari 1994 tot 11 april 1996 en van 1 juli 2004 tot 1 juli 2007. Ook in andere functies heeft hij de universiteit mee vormgegeven, onder andere als eerste directeur van het onderzoeksinstituut en als portefeuillehouder onderwijs. Met zijn grote denkkracht en intellectuele eigenzinnigheid leverde hij een onvervangbare bijdrage aan de ontwikkeling van het eigen profiel van de UvH op het gebied van kwalitatief onderzoek.
Kritiek op de filosofie, kritiek op religie, kritiek op de politiek, kritiek op de politieke economie - er is vrijwel geen domein van de moderne samenleving waarvoor de theorie van Karl Marx geen kritische analyse aandraagt. Deze vaststelling verleent een zekere urgentie aan een onderzoek naar de vraag of deze verschillende vormen van kritiek over gemeenschappelijke kenmerken beschikken, zowel wat hun doelstellingen betreft als hun methodieken.
En wat heb ik hieraan om het PVV-populisme te verklaren? Bij alle colleges die ik de afgelopen maanden gaf over politieke filosofie werd mij deze vraag gesteld door een van de betere studenten die met een eigen agenda studeert. Een terechte vraag, want bij alle stromingen die aan bod kwamen, zoals liberalisme, commu-nitarisme, republikanisme en socialisme, heeft de PVV iets van haar gading gevonden. Waar populisme in algemene zin gangbaar wordt gedefinieerd als Lclaim te spreken namens het volk (Latijns: populus), 2. charismatisch leiderschap, 3. zich afzetten tegen het politieke establishment, en 4. beroep op de eenheid van de natie, kunnen we het Nederlandse PVV-populisme van Geert Wilders wat specifieker analyseren aan de hand van de bovengenoemde stromingen.
Sinds de jaren negentig is het takenpakket van de krijgsmacht sterk veranderd, van een rol als strijdkracht naar een gecombineerde aanpak van 'defence, development, diplo-macy'. Militairen worden daarbij in toenemende mate geconfronteerd met complexe morele dilemma's, waarin ze als mens bij hun beslissingen zijn betrokken. Het is de taak van de krijgsmacht om militairen op hun taak voor te bereiden. Prof. Désirée Verweij, hoogleraar militaire ethiek, pleit ervoor kritisch nadenken en oordelen in de militaire praktijk in te bedden. Een gesprek over de Dutch approach, morele professionalisering, uithangborddeugden en de politiemissie naar Afghanistan.
Aan de hand van de mythe van Orestes (die na zijn moeder te hebben vermoord een vrijplaats vindt in de tempel van Delphi) wordt een narratief perspectief onderzocht op de vrijplaats zoals geestelijk verzorgers die binnen organisaties bieden. Vanuit dit perspectief biedt de vrijplaats ruimte aan een veelheid van verhalen - ook verhalen die niet passen binnen de dominante vertogen in de betreffende organisatie. De inzet van geestelijk verzorgers kan hierbij worden opgevat als het pogen recht te doen aan de complexiteit en meerduidigheid van menselijke ervaring. Op grond hiervan wordt gesteld dat geestelijk verzorgers zich niet alleen met zingeving in de vrijplaats dienen bezig te houden, maar ook met zingeving in en humanisering van de organisatie buiten de vrijplaats.
Met de erkenning van een islamitische zendende instantie en de start van Nederlandse universitaire en beroepsopleidingen tot imam en islamitisch geestelijke verzorgers in 2007 is er een grote stap gemaakt in de professionalisering van de islamitische geestelijke verzorging in Nederland. De islamitische geestelijke verzorging in bijvoorbeeld de justitiële inrichtingen heeft nu dezelfde positie als de gevestigde geestelijke verzorging, zoals de humanistische of de katholieke. De nog zeer jonge dienst Islamitisch Geestelijke Verzorging bij Justitie staat echter nog voor de uitdaging om het profiel en aanbod van de islamitisch geestelijke verzorgers zo te vernieuwen dat zij goed aansluiten bij de behoeften, zingeving- en levensvragen van moslimgedetineerden. Het vergroten van de hermeneutische, personale en communicatieve competenties van de islamitisch geestelijke verzorgers staat hierbij centraal. Het promotieonderzoek van de heer Moha-med Ajouaou, Imams achter tralies, beoogt 'bouwstenen' voor een nieuw beroepsprofiel van de islamitisch geestelijke verzorger te leveren. In zijn inleiding toont Ajouaou dat er nog weinig empirisch onderzoek is verricht naar de praktijk van de islamitisch geestelijke verzorging in justitiële inrichtingen in Nederland. Met zijn lijvige onderzoek (492 pagina's) wil Ajouaou dan ook in deze leemte voorzien. Hij heeft gekozen voor een casestudie om zicht te krijgen op het werk van imams bij Justitie.