Waardenwerk 2024 96

Waardenwerk 2024 96

2024

Omschrijving

‘Past Those Green Temples’ – The Eco-Humanist Poetics of Mary Oliver, Louise Glück, and Anne Carson

‘Past Those Green Temples’ – The Eco-Humanist Poetics of Mary Oliver, Louise Glück, and Anne Carson

Mary Oliver’s Humble Humanism
The preface for Mary Oliver’s poem ‘The River’, featured in her collection Dream Work (1986), cites an article by the New York Times: ‘In one day the Amazon discharges into the Atlantic the equivalent of New York City’s water supply for nine years.’(Dream Work 20). In the verses that follow this statistic, the poet (1935-2019) proposes a perspective that is at once human and river – merging the bodies of humanity and water in one. The poem’s speaker recalls her origins, wilfully ignoring the bureaucratic factoids of birthdate and place and defines themselves as ‘a grain / carried by the flood’ of a great, universal and unnamed river. This unnamed river, presumably the Amazon of the poem’s statistical prelude, carries the blueprint of the speaker’s history. It is also the place called ‘home’ by the speaker, a place remembered and yearned for. Throughout, the poem recalls a sense of wanting to belong and return to an unidentified and yet uniquely familiar river, or larger body of water. In a state of reverie, the speaker muses on how ‘the smell of mud and leaves returned to me / and in dreams I began to turn, / to sense the current’(20). The sensual borders of being human and being water merge completely here. Finally, after nostalgic remembrance, the speaker finds that it is ‘past those green temples’ where the final resting place is, where the body moves towards subconsciously, where home truly is.

As part of my research on contemporary lyricism and its dialectics of self-as-other, the following examines a particular strand of a poetics written by women in line with an eco-humanist approach. As seen through the introductory verses written by Oliver, the poetry and rhetoric features the human aspect, mediated through the speaker, that feels and speaks of an unbreakable tie between their body and the physical reality of the natural world. In this particular case, the cyclical tide and current of nature – and one might call it, metaphysically, the river of the world – is the place to return to and yearn for. It is a lyricism negotiating the indefinable space that lies between human self and ecological other.

This attempt to bridge the space between two presumably binary poles is resolved through an immersive effort in which the borders between the human and the ecological aspect are blurred and crossed. In the case of Oliver, this also involves a distinctly religious feel and tone in which the speaker works towards a spiritual relief achieved only in and through nature. In accordance with the ‘green temples’appearing in the first poem, the natural world is often a stage for spiritual and religious encounters and offers space for prayer, contemplation and release.

Meer info
3,90
De plaats van Dilthey’s wereldbeeldanalyse in Hartmut Rosa’s sociologie van wereldrelaties

De plaats van Dilthey’s wereldbeeldanalyse in Hartmut Rosa’s sociologie van wereldrelaties

De filosofie van de wereldbeelden, zoals die eind 19e en begin 20e eeuw in de Duitse filosofie en geschiedenis werd ontwikkeld door Wilhelm Dilthey en anderen, was in die tijd behoorlijk invloedrijk. Tegen de jaren 1920 was hij bijna hegemoniaal, dus het is geen wonder dat hij een vrij grote invloed had op de sociale filosofieën die nog steeds bij ons zijn en die ik in mijn artikel ga onderzoeken: de fenomenologie van Martin Heidegger, Karl Mannheims kennissociologie en Hartmut Rosa’s sociologie van wereldrelaties.

De filosofie van de wereldbeelden, of ‘Weltanschauungslehre’, was een antwoord op een enorm probleem van de westerse filosofie, maar creëerde in feite nieuwe problemen, waarvan sommige nog steeds aanwezig zijn in Hartmut Rosa’s benadering. Ik wil betogen dat Karl Mannheim en Martin Heidegger de slimste oplossingen voor deze problemen hadden, en dat we nog steeds kunnen leren van hun filosofieën. Voordat ik begin, moet ik je laten weten wat de respectieve problemen zijn – ook al zijn dit in het begin lege termen: het westerse ontologische probleem is nihilisme, en wereldvernietiging is het praktische gevolg ervan. De oplossing die de filosofie van wereldbeelden in antwoord daarop bood, was pluralisme, maar het corresponderende probleem dat daarmee verbonden was, was relativisme, en in zijn praktische consequentie, voluntarisme (of decisionisme). Hierin is nog steeds het nihilisme van de voorgaande filosofie te herkennen. Met behulp van Heidegger en Mannheim kunnen we proberen dit te overwinnen, door te laten zien hoe we ontologisch pluralistisch kunnen zijn zonder ethisch relativistisch te zijn. Het zal een tijdje duren om dit allemaal uit te leggen, dus ik begin liever meteen.

Het probleem van westers nihilisme, deel 1: Ontologie van de dingen
In de afgelopen 500 jaar heeft de westerse wereld vele revoluties meegemaakt, waarvan ik er slechts drie wil noemen: de Copernicaanse revolutie (wetenschap), de industriële revolutie (economie) en de nieuwe vormgeving van de wereld (of moet ik zeggen: van wereldverhoudingen) door het kolonialisme (wereldpolitiek). In deze 500 jaar van constante verandering en groei, kwamen en gingen veel overeenkomstige filosofieën, maar er is één gemeenschappelijk referentiekader dat aan alle filosofieën ten grondslag ligt – althans dat is mijn bewering. Dit gemeenschappelijke referentiekader ziet er in theorie en praktijk een beetje anders uit, maar het heeft zich tegelijkertijd ontwikkeld, dus we kunnen gerust zeggen dat het twee kanten van dezelfde medaille zijn.

Meer info
3,90
De stem van de natuur

De stem van de natuur

Het idee dat de kosmos (tot ons) spreekt of zelfs zingt, is zeker niet alleen een religieus of mythisch, premodern idee. Het oude, vooral Pythagoreïsche, idee van een muziek der sferen die voortkomt uit de bewegingen van de sterren en in het bijzonder van de planeten, is geformuleerd in allerlei variaties en werd bijvoorbeeld door Johannes Kepler overgedragen naar de moderne, heliocentrische kijk op de wereld in zijn vijfdelige werk over ‘Wereldharmonieën’ (harmonices mundi). De wetten van de astronomie, zo meende Kepler te kunnen aantonen, komen overeen met de wetten van de muziek – beide zijn gebaseerd op resonanties. En in de huidige interpretaties van de snaartheorie als een hedendaagse poging om deeltjesfysica en astrofysica te combineren, worden de kosmische snaren niet toevallig vergeleken met de snaren van een muziekinstrument. Zo schrikt natuurkundige Brian Greene, die doceert aan Columbia University, er in zijn wereldbestseller The Elegant Universe niet voor terug om deel drie van zijn boek ‘The Cosmic Symphony’ te noemen en te verklaren dat de basis van de superstringtheorie ‘niets anders dan muziek’ is.

Naast dergelijke pogingen om resonanties en harmonieën met wetenschappelijke middelen in de kosmos te lezen, is het idee dat er ‘geheime’ resonanties zijn tussen mensen en de kosmische bewegingen, zelfs in de alledaagse cultuur verbazingwekkend hardnekkig. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de alomtegenwoordige horoscopen, die zijn gebaseerd op het idee van resonerende interacties, niet alleen tussen hemellichamen en menselijke lichamen, maar zelfs tussen eerstgenoemde en psycho-biografische lotsbestemmingen. Maar dit blijkt ook het feit dat de trillingen van komeet 67P/Tschurjumov- Gerassimenko, die door de ESA werden omgezet in een hoorbaar klapperend geluid, de leidende gedrukte media van de Bondsrepubliek tot de kop leidden ‘Tschuri zingt!’3

Meer info
3,90
De subtiliteit van goede zorg - Inleiding

De subtiliteit van goede zorg - Inleiding

In dit themadeel zijn drie artikelen bijeengebracht waarin vanuit verschillende invalshoeken de subtiliteit van goede zorg wordt belicht, in respectievelijk het sociaal domein, de geestelijke verzorging en de terminale zorg. 

De eerste bijdrage is geschreven door Marjan Houkes. Na meer dan veertig jaar gewerkt te hebben op tien verschillende ‘plekken der moeite’ in maatschappelijk werk en zorg begint, Marjan Houkes te schrijven. Ze komt hiertoe op een moment dat zij na vele jaren van toewijding niet meer verder kan. Zij heeft sinds 1979 in het sociale domein gewerkt binnen verschillende functies: sociaal cultureel werker, maatschappelijk werker, teamleider, ondersteuner-adviseur, programmaleider. De zorg voor mensen met onverstaanbaar gedrag vormt hierbij de rode draad. Uit haar overbelasting ontstaat een boek waarin zij terugkijkt op dit enerverende werk en hoe zij daarmee is om gegaan, getiteld De wereld is gedraaid (2020). Daarin zijn een aantal verhalen gebundeld die ze heeft geschreven na met haar werk gestopt te zijn. In een telefoongesprek zegt zij zelf: Mijn visie op de zorg is dat deze altijd wederzijds is en zonder norm. Wederzijdse zorg is een natuurlijk gegeven. Je bent zowel ontvanger als gever, zo ook de cliënt.

Zij vertelt altijd vanuit deze visie te hebben gewerkt, ‘van nature’. Op ethisch en theoretisch niveau zag zij haar benadering onderbouwd bij Gosse A. Postma, ethicus en haptotherapeut, in zijn boek Tast als Leven, dat uitgaat van wederzijdse zorg als ethische betrekking. In haar beleving viel Marjan Houkes altijd wat ‘uit de boot’ met deze ‘tast-zintuigelijke’ manier van werken en handelen binnen het sociale domein. In het voorwoord van haar boek vertelt ze daar op heel persoonlijke manier over. Ze geeft daar een inkijk in haar manier van werken, vanuit een relationeel perspectief. Zij probeert te zien wat in ingewikkelde situaties ‘het goede is om te doen’, alle perspectieven van betrokkenen meewegend. Zo probeert zij haar weg te vinden in verhouding tot de instituties en de systemen. Niet schoppend en veroordelend, maar tastend een weg zoekend. Zonder dat Marjan dat zelf zo zegt, resoneert dit sterk met het gedachtegoed van normatieve professionalisering. In dat licht gezien vormt haar boek een waardevolle en deels ook aangrijpende getuigenis. Voor dit themadeel hebben wij in overleg met haar enkele aansprekende verhalen geselecteerd uit haar boek De wereld is gedraaid.

Meer info
Gratis
De wereld is gedraaid

De wereld is gedraaid

Vooraf

Heb je nog andere hobby’s behalve werken? Deze vraag stelt mijn therapeut me. Mijn werk is mijn hobby en mijn identiteit.

In februari 2017 werd ik ziek. Griep, griep, griep en het gaat allemaal niet over, moe, moe, moe. Het werk helemaal loslaten wilde ik niet en ik ging nog door voor een paar uurtjes, helaas lukte me dat ook niet. Huilend vertrok ik uiteindelijk van mijn werkplek, huilend omdat ik me zo verbonden voelde met mijn werk en zo gebonden was. Daar zat ik dan. Opgebrand, burn-out, overspannen. Hoe je het ook noemt, het heeft tenminste een etiket.

Ik voelde me verloren, de strijd verloren met het werk en met mezelf. Hoe kon het nou dat ik opgebrand raakte en een ander niet? Was het het gevecht tegen bestaande systemen, protocollen, regels? Ik had mij helemaal op mijn werk gestort, met hart en ziel, me er in vastgebeten en niet meer losgelaten, omdat het over mensen gaat, mensen met zogenaamd ‘onbegrepen gedrag’. Mensen die mij het leven vertellen en zo anders ervaren als ik. Mensen die voor mij het verschil maken. Mensen met een zeer complexe casuïstiek in het sociaal- en veiligheidsdomein. Mensen die tussen wal en schip vallen.

Als je ziek thuis zit dan ben je niet meer nodig. Binnen een half jaar ben je volledig uitgegumd, niet meer bruikbaar. Dat voelt ‘gedumpt’. Mijn werk was mijn alles en gaf me betekenis. Maar wie ben ik eigenlijk zonder mijn werk? Als ik niet meer nodig ben? Wat voor zin heeft het dan? Heeft het ooit zin gehad? Wat doe ik hier dan nog, op deze aardbol?

Regelmatig spreek ik collega’s, ga naar congressen, probeer contact te houden met mijn werk. Maar ik hoor steeds exact hetzelfde verhaal als een jaar, nee zelfs twee, drie, vier jaar geleden. De moed zakt me in de schoenen. Ik besluit niet terug te gaan naar mijn oude functie in de organisatie. Wat moeten ze ook met mij aan? ‘Een ongeleid projectiel, eigenzinnig, ten onder gegaan met haar eigen onverschrokken mening.’ Een professional met onbegrepen gedrag. Wat men niet weet is dat ik kamp met depressies, ze zitten bij mij op de bank, slapen mee in bed, eten mee aan de tafel….

Meer info
3,90
De Zin van Resonantie voor Ecohumanisme

De Zin van Resonantie voor Ecohumanisme

Dit artikel kreeg zijn eerste vorm in een engelstalige presentatie die ik gaf aan het Max Weber Kolleg (MWK), 17 april 2023. Het doel was tweeledig: allereerst, een inleiding geven in academische studies over humanisme, zoals het onderzoeksprogramma van de Universiteit voor Humanistiek (UvH) betracht; tegelijkertijd poogde ik te laten zien hoe het onderzoek van het MWK resoneert met deze humanismestudies. Dit veronderstelde weinig kennis van het humanisme (allerminst in relatie tot de praktijken van geestelijke verzorging), maar oppervlakkige kennis van Resonantie (2019) werd wel verondersteld. Voor degenen die een uitstekende inleiding tot Rosa’s oeuvre nodig hebben, raad ik aan het artikel van Frederic Vandenberghe in een eerdere editie van Waardenwerk (2022) te lezen. In deze bijdrage breid ik de responsieve relationaliteit uit Hartmut Rosa’s Resonantie (2019) uit naar het denken over Ecohumanisme – naar leven als ‘Aardbewoners in het Antropoceen’, in Latouriaans jargon. Ik doe dit (1) door humanisme te conceptualiseren en de ambiguïteiten van ‘zin’ te verkennen, (2) door resonantie te interpreteren in lijn met existentiële-fenomenologie, als een filosofisch antropologisch kader dat deze uitdagingen adresseert, en (3) door te engageren met humanistische zorg voor ‘ecologische rouw’. Dit stelt me in staat de implicaties
voor een eco-humanistisch wereldbeeld te ontwikkelen.

Humanisme en ‘Zin’
Het zou een understatement zijn om te zeggen dat het humanisme een bewogen eeuw achter de rug heeft. Nadat Nietzsche de dood van God af kondigde, volgde Roland Barthes met de dood van de auteur en Claude Lévi-Strauss met de dood van het subject; de necrologie van het humanisme zou snel moeten volgen. Zoals Michel Foucault schreef in Les Mots et les Choses (1966), is het concept van de mens een recente uitvinding die snel zou verdwijnen, als een gezicht in het zand op de vloedlijn van de zee. Het verdwijnen van het centrale referentiepunt is op zichzelf al verontrustend; maar daarnaast richten hedendaagse critici de pijlen tevens op het humanisme zelf, in bijzonder op ‘het humanistische subject’. De bekendste hedendaagse humanismekritiek komt van Rosi Braidotti, die dit humanistische denken karakteriseert als ‘Subjectivity as equated with consciousness, universal rationality, and self-regulating ethical behaviour, whereas Otherness is defined as its negative and specular counterpart’ (Braidotti, 2013, p.15). De universalistische pretentie van deze opvatting van subjectiviteit werd al bekritiseerd door Donna Haraway in haar Cyborg Manifesto (1985), waarin ze de nadruk legt op het geweld dat wordt gepleegd door, in humanisme veronderstelde, conceptuele tegenstellingen als mens/dier en mens/technologie. De kritieken strekken zich uit van de academische wereld tot in de populaire cultuur: Yuval Noah Harari’s identificatie van humanisme met antropocentrisme in Homo Deus (2015) is een van de meest recente en populaire aanklachten tegen humanisme en haar vermeende idolatrie van het individu. Hoewel deze kritieken niet altijd van intellectuele barmhartigheid getuigen, wijzen ze op enkele fundamentele gevaren in het humanistische denken: die van vermeende universaliteit, menselijk exceptionalisme, antropocentrisme, atomair individualisme en de schaduwzijde van eenzijdige rationaliteit. Hoewel het humanisme misschien niet overal inherent blind voor is, lijkt het waarheidsgetrouw om te zeggen dat de humanistische traditie bijziend kan zijn 

Meer info
3,90
Doortje Kal ‘Buiten het gewone. 10 lezingen over kwartiermaken’

Doortje Kal ‘Buiten het gewone. 10 lezingen over kwartiermaken’

In dit mooi uitgegeven boek zijn tien lezingen van Doortje Kal te vinden uit de periode 2002 tot 2019. Zij zet zich al lange tijd in om het belang van ‘Kwartiermaken’ onder de aandacht te brengen bij hulpverleners en beleidsmakers. Zij weet dit belang zowel in termen van de praktijk als in termen van de filosofische en zorgtheoretische achtergrond duidelijk te maken. Ze toont in deze tien lezingen (opnieuw) haar persoonlijke betrokkenheid bij kwartiermaken. Ze verbindt kwartiermaken met gastvrijheid en noemt dat ruimte maken voor de ‘vreemde ander’.

Dat wil niet zeggen dat die ander vreemd is, maar als vreemd wordt ervaren. De vreemde ander raakt in een positie die strijdigheid inhoudt, zoals Lyotard dat begrip bedoelt. De wereld van die vreemde ander is strijdig met de wereld en de taal van de hulpverlening en kan daardoor niet bestaan. Zo kan met het begrip ‘zelfredzaamheid’ de ‘niet zelfredzame ander’ monddood worden gemaakt. Doortje Kal probeert via het kwartiermaken die strijdigheid en het daarmee samenhangende lijden te verminderen. Bijvoorbeeld door er vanuit de Presentiebenadering en het gedachtegoed van Waardenwerk over door te denken, te ervaren en te doen.

Kwartiermaken is niet alleen verbonden Kwartiermaken is niet alleen verbonden met de noodzaak tot persoonlijke verandering van de hulpverlener maar ook met institutionele en maatschappelijke verandering. Daarmee wordt ook duidelijk dat werkelijk inrichten van kwartiermaken en concrete gastvrijheid voor de ‘vreemde ander’ niet eenvoudig is. Er zijn op alle niveaus veel tegenkrachten. En die worden door Doortje Kal ook in deze lezingen benoemd. Pogingen tot kwartiermaken kunnen gemakkelijk en ongemerkt worden ingesponnen, zodat toch weer die ‘vreemde ander’ niet gehoord kan worden. Deze lezingen (en het andere werk van Doortje Kal) zijn in die zin kritisch onderbouwd maar daarnaast ook steeds verbindend, gericht op het gezamenlijk willen en moeten realiseren van ‘kwartiermaken’. Wat ik mij in deze tien lezingen ook realiseerde, is dat zij doet wat zij zegt: de gehele zorgzame opzet van het boek, de kritische én verbindende taal, de vormgeving, het is doortrokken van gastvrijheid en ruimte voor de lezer. Deze lezingen zijn zelf een voorbeeld van kwartiermaken. Echt iets om mee te maken door deze lezingen tot je te nemen.

De tien lezingen geven een goed overzicht van ‘kwartiermaken’. In zijteksten wordt een en ander nader toegelicht en in thema’s die tussen de lezingen zijn ingevoegd, wordt op sommige begrippen dieper ingegaan 

 

Meer info
Gratis
Een plek om mens te blijven. Onderwijs voor een ongekende toekomst (deel 2)

Een plek om mens te blijven. Onderwijs voor een ongekende toekomst (deel 2)

In het eerste deel van dit drieluik schreef ik dat we niet vaker in de geschiedenis van de mens voor grotere uitdagingen hebben gestaan (de Vrieze 2023). Klimaatverandering, verlies van biodiversiteit, pandemieën, groeiende economische ongelijkheid, polarisatie en migratie zorgen met allerlei andere factoren tot een polycrisis van ongekende omvang (Homer-Dixon et al. 2022). Maar het zijn vooral onze kinderen en kleinkinderen die zich daartoe zullen moeten verhouden: ‘Confronting our predicament means facing head-on the oft avoided and grim fact that our children and grandchildren, and their descendants down the line, will be dealing with the ramifications of the Anthropocene for decades and centuries to come.’ (Schenck en Churchill, 2021, p.497) Daarna stelde ik de vraag wat ons in het onderwijs te doen staat gegeven deze onzekere en overweldigende toekomst. Wat betekent het voor leraren, schoolleiders, voor het onderwijs aan een nieuwe generatie?

Hoewel ik het niet expliciet maakte, ging ik ervan uit dat de leraar zijn leerlingen dient voor te bereiden op de toekomst. Dit is vaak ook het uitgangspunt van allerlei vormen van duurzaamheidseducatie. Daarbij laat men zich onder meer inspireren door de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties. In SDG4.7, een van de subdoelen in het domein Kwaliteitsonderwijs, wordt de ambitie helder onder woorden gebracht: ‘[We willen] tegen 2030 zorgen dat alle leerlingen kennis en vaardigheden verwerven die nodig zijn om duurzame ontwikkeling te bevorderen, onder andere via vorming omtrent duurzame ontwikkeling en duurzame levenswijzen, mensenrechten, gendergelijkheid, de bevordering van een cultuur van vrede en geweldloosheid, wereldburgerschap en de waardering van culturele diversiteit en van de bijdrage van de cultuur tot de duurzame ontwikkeling.’ (SDG Nederland 2023) De Whole School Approach voor duurzame ontwikkeling stelt zich tot doel om leraren en hun leerlingen en studenten te helpen ‘om met plezier te bouwen aan een groene, gezonde en gelukkige school op een vitale planeet!’ (Leren voor Morgen 2023) Want we willen graag dat onze kinderen leren leven in verbinding met de aarde, dat ze opgroeien tot verantwoordelijke en verstandige mensen. We denken dat we weten wat goed is voor een nieuwe generatie en hoe we kinderen kunnen voorbereiden op een onzekere toekomst. Maar wat doorgaans Education for Sustainable Development wordt genoemd, lijkt vaak vooral een groene voortzetting te zijn van het bestaande economische systeem, dat uiteindelijk alleen maar zal leiden tot meer ecologische destructie, sociale onrust, ongelijkheid en klimaatverandering (Stein et al. 2022). In het dominante paradigma worden de planetaire grenzen slechts gerespecteerd voor zover zij economische groei niet in de weg staan. Met het leren voor duurzame ontwikkeling blijven volgens Vanessa Machado de Oliveira vier fundamentele ontkenningen (constitutive denials) overeind.

Meer info
3,90
Eerlijke handel: ‘we weten waarvoor we het doen en voor wie we het doen’

Eerlijke handel: ‘we weten waarvoor we het doen en voor wie we het doen’

Interview Lisette Brouwers, Product Manager en Martin Boon, Manager Sourcing & Development, bij Fairtrade Original

Op een winterse dag worden we hartelijk ontvangen door onze gesprekspartners van Fairtrade Original in Culemborg. In de vergaderruimte ligt een scala aan artikelen met het kleurige Fairtrade Original logo uitgestald, zoals Thaise currypasta’s, mihoen, allerlei soorten rijst, hagelslag. We drinken koffie en thee van het eigen merk. Tegenover ons twee enthousiaste mensen: ‘getrouwd met het werk, want het is zo leuk en vooral: we zien de impact van ons werk’. Op de vraag van Lisette zegt Marcel dat hij de rode curry het lekkerste vindt, lekker pittig. Lisette vertelt over de zoektocht om tot de juiste pittigheid te komen, want wat hier in Nederland heel pittig is, is voor de mensen in Thailand nog helemaal niet pittig. Hoe breng je die twee werelden samen? Lisette, ruim 12 jaar werkzaam bij Fairtrade Original, ontwikkelt (onder andere), met de boeren/boerinnen in Thailand de recepten voor de currypasta’s. Martin, 33 jaar hier werkzaam, is actief in de stappen daaraan voorafgaand: het vinden van boeren/boerinnen die willen meedoen aan de programma’s van Fairtrade Original en het ontwikkelen van lokale samenwerkingsketens. We hebben een gesprek over hun passie en de spanningen en dilemma’s bij het verbinden van verschillende werelden.

(Voor meer informatie over Fairtrade Original: zie 2e deel van dit artikel)

Lisette heeft een achtergrond in ‘food’: ze heeft opleidingen voeding en diëtetiek gevolgd, food en business, en bedrijfskunde. Ze heeft lang gewerkt als Product Manager en Brand Manager bij verschillende food-merken. In 2011, een jaar nadat ze als freelancer een workshop had gegeven bij Fairtrade Original over de invulling van de rol van Product Manager, kwam deze functie vacant. Toen dacht ze: ‘als ik ‘m zelf heb mogen medevormgeven, dan is het toch ook wel erg leuk om te proberen dat zelf te gaan doen.’ Zo kwam ze hier aan het werk. Het gevoel van ‘goed doen’ is daarbij voor haar een belangrijke drijfveer – goed voor de mensen dáár én hier. Alle producten die op de tafel liggen ervaart ze als ‘haar kinderen’, het zijn producten die zij heeft ontwikkeld. Ze kijkt er blij en met trots naar.

 

Meer info
3,90
Hoe zinnig is het meten van zingeving?

Hoe zinnig is het meten van zingeving?

Op 10 oktober 2023 had de ZonMw-programmacommissie ‘Zingeving en Geestelijke verzorging’ op verzoek van het ministerie van VWS een debat georganiseerd over de vraag: het meten van effecten van geestelijke verzorging en aandacht voor zingeving – is dit zinvol? In het programmablad stond dat het debat ging over het nut, de noodzaak en de haalbaarheid van het meetbaar maken van aandacht voor zingeving en geestelijke verzorging. Het Zon- Mw-verslag kreeg kortweg als titel: hoe zinnig is het meten van zingeving? Je leest daarin ook hoe de dagvoorzitter de kwestie had beschreven: of, en zo ja, hoe er met behulp van onderzoek kan worden aangetoond dat aandacht voor zingeving en het bieden van geestelijke verzorging waardevol is. Ik neem die laatste formulering als uitgangspunt voor deze tekst.

Er stonden 2 ½ uur voor het debat. Er waren zes sprekers met ieder een kwartier. Hierdoor bleef er voor het eigenlijke debat relatief weinig tijd over. Toen mij als deelnemer kort daarna de mogelijkheid werd geboden alsnog schriftelijk te reageren, ben ik daar dan ook direct op ingegaan. Ik schreef een notitie die later aan de basis is komen te liggen van dit artikel.

Ik schrijf dit artikel vanuit mijn positie als geestelijk verzorger (voortaan afgekort tot gv’er) met een zending van het Humanistisch Verbond en als zorgethica. Tijdens het schrijven heb ik een hele ontwikkeling in mijn denken doorgemaakt. Doordat ik de standpunten van de sprekers nog eens goed bestudeerde, kwam ik erachter dat die genuanceerder waren dan hoe ik het had beleefd tijdens het debat. Het bleek althans wel mee te vallen met het enthousiasme voor effectmetingen, een idee waar ik zelf allerlei bedenkingen bij heb. Niettemin bleef ik een zeer ongemakkelijk gevoel houden. Het heeft me veel hoofdbrekens gekost om de vinger op de zere plek te leggen. Volgens mij was dat zo lastig doordat mijn ongemak wringt met het heersende discours over geestelijke verzorging en zingeving. Het ‘zingevingsdiscours’, zoals ik dat noem, is inmiddels zo algemeen geaccepteerd en lijkt zo vanzelfsprekend dat ook ik er alleen maar tegenin kan denken wanneer ik goed voeling blijf houden met wat feitelijke zorgpraktijken, ook die van mezelf, mij laten zien.

Meer info
3,90
Kunst- en vliegwerk

Kunst- en vliegwerk

Eind januari was ik uitgenodigd om een lezing te geven op een conferentie in Oostenrijk. Ik had me verheugd op een lange treinreis heen en terug. Het landschap aan me voorbij zien trekken, mijn gedachten hun vrije gang te la ten gaan, misschien een beetje slapen onder weg. Niks doen en toch vooruitgaan.

Maar de Duitse treinen staakten en toen moest ik halsoverkop en zeer tegen mijn zin het vliegtuig in. Daar gingen mijn sinds jaren opgespaarde schaamtepunten voor misschien nog ooit één keer een vliegreis naar de bergen van Nepal, het land waar mijn hart al zolang naar uitgaat.

Even dacht ik nog dat ik met het vliegtuig vast wel sneller in Oostenrijk zou zijn en dus nog wat meer wandeltijd zou hebben dan ik had bedacht, maar oh ik, onwetende vliegtuig reiziger, niets was minder waar. Mijn eerste vlucht had vertraging, daardoor miste ik mijn aansluitende vlucht, vervolgens bleken be loofde alternatieven tot 2x toe overbooked te zijn, waarna ik door mijn totale gebrek aan vliegroutines bijna een omwegvlucht naar Wenen miste. Toen ik het laatste stukje met een boemeltreintje aflegde ging het opnieuw niet zoals gepland: een boom op het spoor maakte dat er op het allerlaatst nog een taxi aan te pas moest komen. Uiteindelijk kwam ik een half uur voor aanvang van mijn lezing aan, bijna zeventien uur later dan gepland.

Ik mocht dan eindelijk wel op de plek van be stemming aangekomen zijn (een prachtig 19e eeuws theater in een oud stadje te midden van bergen), maar ik bevond me opnieuw ergens waar ik de weg niet wist. Ik had de start van de conferentie gemist en daarmee ook de gelegen heid om even te vertoeven in een gezelschap en discours dat mij geheel onbekend was: nucleai re geneeskunde. Wat trouwens precies de reden was waarom ik was uitgenodigd; ik zou een andersoortige bijdrage leveren. Maar ook met mijn goed voorbereide verhaal ervoer ik hoe alles telkens opnieuw uitgevonden moet wor den. Het was de kunst om ter plekke de Engelse woorden vinden, van binnenuit aan te voelen wat op dat moment nodig was om gezegd te worden, in te gaan op wat en wie daar was. Of dat is gelukt weet ik eigenlijk niet goed. Zelf had ik de indruk, door hoe hier en daar iemand keek of knikte, of meer intuïtief aan voelend, dat er wel kwartjes gevallen waren in het publiek. Maar de hoogleraar met wie ik de lezing deelde zag juist weer glazige blikken. Ik ben behoorlijk geoefend in zulke voordrachten en evengoed weet je het nooit.

‘s Middags was er gelukkig toch nog wat tijd om de omgeving te verkennen. Ik bleek te recht te zijn gekomen precies op de plek waar Keizer Frans Jozef I op 28 juni 1914 de oor logsverklaring tegen Servië had ondertekend, waarmee hij tevens de Eerste Wereldoorlog ontketende. Toevallig of niet had ik daar juist een boek over gelezen1. Ik zette het een en ander nog eens op een rij en toen vroeg ik mij af of er in de afgelopen 100 jaar eigenlijk wel wat veranderd was. Opnieuw lopen de span ningen tussen Oost- en West-Europa op, en opnieuw is die laatste verdeeld in haar ideeën over schuldigen en oplossingen. Zelfs een Tweede Wereldoorlog en een ‘dit nooit meer’ staan grote conflicten en nieuwe oorlogsplan nen blijkbaar niet in de weg. En dat riep, in combinatie met mijn persoonlijke mini-er varingen van de afgelopen 24 uur, de vraag op: beginnen alle dingen telkens opnieuw of herhalen ze zich alsmaar? En zit er tussen die twee vragen (en antwoorden) eigenlijk wel een verschil?

Een eerste reactie zou kunnen zijn: de grote re patronen herhalen zich, maar de individu ele gebeurtenissen in die patronen zijn uniek. Omgekeerd betekent dat zoiets als dat we in ons tijdelijk leven iets kunnen meemaken dat in een optelsom van gebeurtenissen en gene raties tot iets ‘groters’ geduid kan worden. Maar is dat grotere dan ook een ontwikkeling in positieve zin?

Als ik naar oude mensen kijk, over hen lees of met ze spreek, zie ik soms dat het leven hen met al zijn ups-and-downs echte wijsheid heeft ge bracht, maar op wereldschaal – en in veel klei ner verband in groeps- en organisatieverband – zie ik dat niet of nauwelijks. Daar lijken we zelfs achteruit te hollen. Betekent dit dat het echte leren alleen maar op de allerkleinste schaal plaatsvindt? Dat iedereen telkens weer het wiel opnieuw moet uitvinden? Dat er helemaal geen vooruitgang is – en alleen maar eeuwigheid? En stel dat dat nou zo is, is dat dan erg? Ik zou zeggen: ja en nee.

Ja, want het berooft mij van de illusie dat onze gebroken wereld tot heelheid kan komen – en met illusie bedoel ik de onmogelijkheid daar van: want het is immers dankzij onze onder linge verschillen, noem het breuken, dat we individuen zijn. En dus botsen we ook telkens en leidt dat telkens weer tot oorlog en conflicten. Nee, want is onze enige toegang tot het mys terie dat leven heet.

‘God schuilt in de details’ – is een beroemde uitspraak van Gustave Flaubert. Maar ook een bekend gezegde is: de duivel schuilt in de details. In de allerkleinste momenten van goed en kwaad en van mooi en lelijk, in elke ervaring van ongemak en niet weten, kan je als mens zomaar het grotere ervaren. Maar niet andersom. Niet wij.

Vanuit het dorp nam ik een wandelpad waar bij ik langs de voormalige Kaiservilla van Frans Jozef I kwam. Ik daalde af langs een beek en kwam tussen oeroude bomen terecht. Daar zat ik een tijdje op een bankje naast een gedenksteen, waarop geschreven stond hoe hier kroonprins Rudolf op 22 augustus 1867 (9 jaar oud!) zijn eerste hert had geschoten. Tweeëntwintig jaar later benam deze Ru dolf zichzelf het leven. Het verhaal gaat dat de moord op de volgende troonopvolger als keizer, neef Ferdinand, én de moord op zijn vrouw Sissy, voor de keizer de persoonlijke aanleiding vormde om een oorlog te begin nen. ‘Mij blijft niets bespaard’, zei hij, en dat was voor hem blijkbaar een alibi om de rest van de wereld ook niets te besparen. Zo gaat dat dus.

Geen grote pennenstreken van (een) God, geen weloverwogen plannen van een rege ring, maar het leven zelf dat je soms in on mogelijke situaties brengt en waarin het het moment is dat telt, en wat je daarin doet.

Ik vraag me af: was mijn lezing anders geweest als ik keurig op tijd met de trein was gearriveerd?

Mieke Moor is organisatiefilosoof. www.vrijwerk.org

Noot

1. Ken Follet: Val der titanen. Meulenhof Boekerij, 2015

Meer info
Gratis
Redactioneel Waardenwerk 96

Redactioneel Waardenwerk 96

Enkele dagen geleden hoorde ik dat hoorde ik dat Frans de Waal was gestorven. Ik wist al dat hij ernstig ziek was en het waarschijnlijk niet lang meer zou maken. Toch raakte ik van slag door het bericht van zijn dood. Niet alleen omdat ik zoveel van hem en van zijn boeken geleerd heb en hem daar dankbaar voor ben, maar ook omdat wij leeftijdgenoten zijn en ik nooit had kunnen denken dat hij eerder zou overlijden dan ik. Hoe onwelkom is de dood en hoe onberekenbaar. De afgelopen vijftien jaar, na zijn ere-doctoraat aan de UvH, heb ik de Waal van meer nabij leren kennen en ben ik onder de indruk geraakt van zijn vriendelijkheid en zijn wellevendheid. Ik weet zeker dat hetzelfde geldt voor veel van de mensapen met wie hij intensief heeft samengewerkt. Toen hij een aantal jaren geleden opnieuw de Chimpansee kolonie in Arnhem bezocht, kwamen sommigen van hen enthousiast naar het hek gerend om hem te onthalen op een even warme als luidruchtige begroeting. Ze hadden hem al jaren niet gezien. De Waal was daar in het gezelschap van een aantal gezagsdragers, die maar moeilijk konden geloven dat die simpele Chimpansees na al die jaren zijn gezicht feilloos uit de groep konden pikken, laat staan dat ze hem zo warm zouden verwelkomen. Daar is Frans! Zelf was hij daar allerminst verbaasd over.

Als geen ander heeft de Waal zich de afgelopen 45 jaar ingespannen om boek na boek duidelijk te maken dat de vermeende kloof tussen mensen en andere dieren een moderne constructie is. Uit zijn eigen onderzoek en dat van vele andere hedendaagse biologen komt naar voren dat veel andere dieren hechte groepsbanden onderhouden, complexe emoties hebben en intelligent en vindingrijk zijn in het omgaan met materiele, sociale en emotionele vragen. Een belangrijk adagium van de Waal is dan ook dat mensen zichzelf en hun positie in het leven beter kunnen begrijpen wanneer ze andere levensvormen van nabij leren kennen. Via zijn talrijke boeken heeft hij veel mensen daarbij geholpen, mijzelf incluis. Hij was in staat om onze evolutionaire verwanten als personen te laten verschijnen. In dit opzicht was hij evenzeer romanschrijver als wetenschapper. Bij het herlezen van zijn werk valt mij op hoezeer de Waal de continuïteit tussen mensen en andere zoogdieren verbindt met de centrale rol van emotioneel betekenisvolle relaties. Als ik het goed zie, begrijpt hij emoties als lichamelijk getoonde gemoedstoestanden die intern verbonden zijn met specifieke handelingen, zoals bijvoorbeeld empathie verbonden is met helpen, of verdriet met jammeren of woede met vechten. Die emoties zijn doorgaans onbewust en worden gevoelens zodra het daadwerkelijk tot de betrokkenen doordringt dat zij empathie, verdriet, jaloezie of woede ervaren. Daarbij gaat het zowel om de personen die voelen dat ze geëmotioneerd zijn, als om degenen die ervaren dat dat bij een ander gebeurt. De Waal laat zien dat mensapen voortdurend reageren op elkaars emoties en gevoelens. Het feit dat wij sociale dieren zijn, berust zogezien niet alleen op het feit dat wij in groepen leven, intensief samenwerken en culturele patronen ontwikkelen, maar meer nog op het feit dat wij voortdurend met elkaars emoties en gevoelens in de weer zijn. Zoals de Waal onderstreept, komen emoties en gevoelens bij mensapen die in isolement verkeren op een heel laag pitje te staan. Emoties en gevoelens zijn met andere woorden ten diepste relationeel. Zij komen voort uit en hebben betrekking op relaties met andere personen met wie wij verkeren.

Wanneer wij op geleide van Frans de Waal (maar ook van Bruno Latour en andere ecologische denkers) de harde scheidslijnen tussen mensen en dieren loslaten en ons vooral op de verwantschappen en overeenkomsten richten, dan zou dit betekenen dat communicatief handelen, zoals dat door Habermas en anderen is geanalyseerd, eerder met emoties en gevoelens dan met taal verbonden zou moeten worden. Chimpansees, Bobobo’s, dolfijnen en olifanten zijn perfect in staat om hun handelingen onderling op elkaar af te stemmen zonder taal te gebruiken op de manier waarop mensen dat doen. Hun leefwereld kent geen ‘propositioneel uitgedifferentieerde taal’, maar staat wel stijf van de onderlinge communicatie, geslaagde wederzijdse afstemming en van onderlinge verzoening na conficten.

Hier ligt misschien wel de grootste beperking ligt van Habermas’ communicatie-theoretische perspectief, maar ook van verwante morele perspectieven zoals dat van John Rawls. Op zoek naar moreel houvast richten zij zich op algemene principes die gebaseerd zijn op de rationele uitwisseling van argumenten tussen alle betrokkenen, respectievelijk op rationeel inzicht in het belang dat individuen hebben bij een rechtvaardige inrichting van het samenleven. Door hun focus op rationele argumentatie en rationeel inzicht, gaan zij niet alleen voorbij aan de morele vermogens van veel andere levensvormen met wie wij de planeet Aarde delen. Bovendien bewegen zij zich daarmee weg van de ‘emotioneel-relationele ondergrond’ waarin, zoals de Waal laat zien, zowel gevoelsmatig inzicht in rechtvaardig en onrechtvaardig handelen geworteld is, als het vermogen om conflicten te de-escaleren en verzoening tot stand te brengen.

Om die ondergrond op waarde te kunnen schatten is het cruciaal om te onderkennen dat hierbij een eigen gedaante van inzicht in het spel is. De meeste moderne denkers gaan er vanuit dat emoties en gevoelens bij onze ‘dierlijke kant’ horen en daarom leiding nodig hebben van de ratio, of zelfs door de ratio getemd moeten worden. Vanuit de Waal gezien wordt daarmee het paard achter de wagen gespannen. Morele geboden halen bijzonder weinig uit zonder de daaraan voorafgaande emotionele betrokkenheid op de pijn van anderen, respectievelijk de verontwaardiging over ongelijke beloning voor gelijke taken en de emotionele betrokkenheid op een rechtvaardige verdeling van gemeenschappelijke hulpbronnen.

Meer info
Gratis
Resonantie als Verheffing deel 1

Resonantie als Verheffing deel 1

De onderstaande analyse van het begrip ‘resonantie’ stamt uit een langere Engelse tekst waarin ik aannemelijk probeer te maken dat niet alleen Hartmut Rosa, die dit begrip vruchtbaar maakt voor een kritische sociologie, maar ook de Kritische Theorie (of Frankfurter Schule) er goed aan zouden doen om zich open te stellen voor ontologisch en metafysisch denken. De ecologische problematiek noopt ons namelijk te heroverwegen wat menselijke waardigheid fundeert. De vraag is: hoe kunnen we ons een begrip van waardigheid voorstellen waarin niet alleen de mens de drager is van waardigheid? Dit is wat mij betreft de essentiële vraag van het ecohumanisme. Als waardigheid in ons ‘mens-zijn’ ligt, waar hebben we die dan precies aan te danken? En waar hebben andere bestaansvormen hun waardigheid dan aan te danken? Dit zijn vragen waarin ethiek en ontologie weer met elkaar in aanraking komen. Maar waarom zouden we ons nog voor metafysica interesseren? Het antwoord is dat iedere ontologie een metafysica veronderstelt, want metafysica probeert de vraag te beantwoorden
waarom het zijn – het object van de ontologie – is zoals die is.

In mijn langere tekst pleit ik voor een herbeleving van een objectief of absoluut idealistische positie. Die stelt dat als we het materiële zijn – het zijn dat in tijd en ruimte vorm krijgt – wegdenken, er altijd nog een domein overblijft dat in sommige religieuze tradities het niets wordt genoemd, maar in feite een geestelijk of niet-materieel zijn aanduidt. Dit geestelijke bereik is de ‘stof ’ waaruit alles voortvloeit: het is de bron van het zijn, die de geometrische matrix van tijd en ruimte mogelijk maakt en waarin het materiële zijn tot stand kan komen. In de theologie wordt deze idealistische positie ook wel ‘panentheïsme’ genoemd. God is overal en alles is in god. Dit is uiteindelijk, denk ik, de intuïtie van Spinoza geweest, ook al heeft men in de Nederlandse humanist vooral een pantheïst en zelfs atheïst willen zien. Dit is de achtergrond van mijn analyse van het resonantiebegrip van Rosa, die nu volgt, en ik wil het hierbij laten.

De link tussen mijn pleidooi voor idealisme en de nadruk die ik beneden leg op ‘verheffing’ spreekt volgens mij voor zichzelf. De ervaring van verheffing is volgens mij het door Rosa vergeten kernstuk van resonantie. In een volgend nummer van Waardenwerk hoop ik een vervolg op de onderliggende tekst te kunnen presenteren. Daar pak ik Rosa’s theorie van de sferen van resonantie op en doe ik een poging om die theorie tot een theorie over de hiërarchie van waarden om te vormen. Mijn these zal daar zijn dat Rosa een objectieve stratificatie van waarden nodig heeft, die een getrapt begrip van waardigheid mogelijk maakt. Zowel mensen als andere bestaansvormen komt een aspect van het zijn van de bron toe: de mens in het bijzonder het aspect van zelfreflectie – een eigenschap die onze verantwoordelijkheid en spiritualiteit fundeert. De strekking van het verhaal zal zijn: In de sterrenhemel buiten mij, en de morele wet in mij, vindt de mens de diepste bron van resonantie.

Meer info
3,90
Stoppen met eten en drinken: escape of impasse?

Stoppen met eten en drinken: escape of impasse?

Euthanasie in de psychiatrie is een intrigerend moreel en praktisch vraagstuk. In dit artikel onderzoek ik de moeizaamheid die zich voor kan doen in deze hulp aan oudere psychiatrische patiënten. En hoe we zouden kunnen denken over stoppen met eten en drinken (STED) (KNMG&V&VN 2014; Bolt e.a. 2016; Bolt 2022; KNMG 2024) als alternatieve route. Dat doe ik aan de hand van een persoonlijk verhaal.

Inleiding
De bereidheid van psychiaters om serieus op een euthanasieverzoek van een patiënt in te gaan blijkt in de loop van de jaren verminderd (Besjes & Vathorst 2023; Kammeraat & Kölling 2020, 69). Patiënten die een beroep op hen doen, worden op uiteenlopende gronden steeds meer doorverwezen naar het Expertisecentrum Euthanasie (Veen & Widdershoven 2021). Uit onderzoek blijkt dat de vraag naar de wilsbekwaamheid de artsen parten speelt. Maar vooral het criterium van de uitzichtloosheid geeft hen veel hoofdbrekens (Veen & Widdershoven 2020; Oosterhoff e.a.2023,103).
Het thema is niet nieuw. In de jaren negentig begeleidde ik een aantal instellingspsychiaters bij de vraag hoe te handelen bij een serieus doodsverlangen van een van hun patiënten.

Terwijl een aantal bepleitte om het doodsverlangen serieus te nemen, stelden collega’s daarentegen dat zij elk doodsverlangen zonder uitzondering als symptoom van een onderliggende ziekte beschouwden. De kans op succesvolle behandeling mocht naar hun oordeel niet worden uitgesloten. Helemaal in de sfeer van de hoofdbrekens over het criterium van de uitzichtloosheid (Veen 2022,118-119), maar wel op een wijze die vragen oproept over de inzet van dat criterium. Hoe deze tot vandaag voortdurende professionele moeizaamheid uitwerkt in praktijken, wordt goed zichtbaar in individuele verhalen, ook waar het andere systeemaspecten betreft. Die verhalen acht ik voor een ethische evaluatie van groot belang. Niet alleen wat betreft het perspectief van patiënten en hun naaststaanden, maar ook dat van betrokken artsen en verpleegkundigen. Daarom het volgende verhaal over mijn qua vriendschapsduur én leeftijd oude vriendin Anna. Het focust op STED als alternatieve route voor euthanasie bij een oudere psychiatrische patiënt.

Meer info
3,90
Ten Geleide: Ecohumanisme en resonantie deel 2

Ten Geleide: Ecohumanisme en resonantie deel 2

In het vorige nummer van Waardenwerk verscheen het eerste deel van een serie artikelen over ecohumanisme die resulteerde uit een gezamenlijke workshop die in februari 2023 in Erfurt werd gehouden. Dit was de eerste stap van een samenwerking tussen de Universiteit voor Humanistiek en het Max Weber Kolleg, het instituut van de Universiteit van Erfurt waarvan Hartmut Rosa directeur is. De workshop stond in het teken van een filosofische verkenning van de betekenis van ‘ecohumanisme’. Er werd onder andere nagedacht over de erfenis van de filosofische ecologie van Bruno Latour in relatie tot de hermeneutiek van Hartmut Rosa en nieuwe interpretaties van het humanistische erfgoed. Inmiddels is de samenwerking tussen de Universiteit voor Humanistiek (UvH) en het Max Weber Kolleg (MWK) bekrachtigd met de ondertekening van een langdurig samenwerkingsverband tussen de twee instituten. De ondertekenaars, Joke van Saane, rector van de UvH, en Hartmut Rosa, directeur van het MWK, ondertekenden dit document op 15 februari 2024 tijdens een openbaar evenement in het Instituto Cervantes te Utrecht. De lezing die Rosa op die feestelijke avond gaf, stond in het kader van een tweede workshop die op de Universiteit voor Humanistiek die dagen werd gehouden. De papers die in dit tegenbezoek van het Max Weber Kolleg zijn geschreven, hopen we in toekomstige nummers va dit tijdschrift voor een groter publiek toegankelijk te kunnen maken.

De in dit voorjaarsnummer gepresenteerde artikelen, bieden een rijk palet waarin het resonantiebegrip vruchtbaar wordt gemaakt voor een herdefiniëring van het humanisme. Het themadeel opent met een vertaalde versie van een belangrijk hoofdstuk uit Hartmut Rosa’s magnum opus: Resonanz: Eine Soziologie der Welbeziehung [‘Resonantie. Een sociologie van de wereldverhouding’, 2016]. Rosa belicht in dit hoofdstuk de diepe ambivalentie in de moderne verhouding tot de natuur. Enerzijds is de natuur een centrale bron van resonantie voor moderne mensen. Anderzijds doet zij dienst ‘als een hulpbron die intellectueel beheerst, technisch bewerkt en economisch benut moet worden.’ Die ambivalentie is volgens Rosa nergens duidelijker te zien dan in onze relatie met dieren. Een beperkt aantal dieren dient als goed gezelschap; de meesten worden als dingen behandeld.

In het tweede paper verkent Christoph Henning (sinds kort hoogleraar Filosofie & Humanisme aan de Universiteit voor Humanistiek), de wereldbeeldanalyse van de Duitse filosoof Wilhelm Dilthey, grondlegger van de historische hermeneutiek. Henning probeert diens wereldbeeldanalyse vruchtbaar te maken voor een verdieping van het begrip van sociale resonantie van Hartmut Rosa. Hij ziet in beide denkers – Dilthey en Rosa – een reactie tegen het opkomende nihilisme in de moderniteit, wat bij menig lezer een herinnering zal oproepen aan Jaap van Praags ‘grote strijd’ tegen het nihilisme. Henning pakt die via een andere route weer op.

Het derde artikel in dit themadeel is geschreven door Bram van Boxtel, die een proefschrift over Hartmut Rosa schrijft aan de UvH. In dit artikel breidt hij de responsieve relationaliteit die door Rosa is uitgewerkt uit naar het denken over Ecohumanisme De ecologische catastrofe, zegt hij, is paradoxaal: ze verwijst naar een band tussen de mens en de natuur – een band waaraan we vasthouden terwijl de natuur zelf vernietigd wordt. In het laatste deel van zijn bijdrage schetst hij de contouren van een eco-humanistisch programma, mede aan de hand van de betekenis van ecologische rouw en de rol van geestelijke verzorging daarbij.

Het vierde artikel van dit themadeel is geschreven door Fernando Suárez Müller. In dit tijdschrift heeft Suárez Müller als eerder artikelen gepubliceerd die van een idealistische affiliatie getuigen. Daarin worden de contouren van een filosofisch systeem zichtbaar dat als grondslag kan dienen voor een toekomstig ecohumanisme. In zijn artikel reconstrueert Suárez Müller het resonantiebegrip van Hartmut Rosa vanuit een anatheistisch perspectief – een dialogisch perspectief dat begrippen dialectisch ‘verheft’ tot ze uiteindelijk samenvallen met de hoogste ideeën en waarden.

Het themadeel wordt afgesloten met een Engelstalige lyrische bezinning door Emma Weiher, over de ecohumanistische natuurpoëtica van een aantal actuele dichteressen: Mary Oliver, Louise Glück, and Anne Carson. Zij schrijft een proefschrift over de moderne poëtica van de natuur in het kader van een internationaal en interdisciplinair samenwerkingsverband tussen de Universiteit van Erfurt (Duitsland) en de Universiteit van Graz (Oostenrijk). Haar interesse gaat uit naar de manier waarop de ervaring van resonantie met de natuur in contemporaine literatuur, in het bijzonder de dichtkunst, stem krijgt

De verschillende artikelen in dit themadeel bieden richtingwijzers en inspiratie voor een herdefiniëring van het moderne natuurbeeld en van modern-humanistische visies op de natuur. Dat is hard nodig in onze tijd.

Meer info
Gratis