Waardenwerk 2024 98-99

Waardenwerk 2024 98-99

2024

Omschrijving

Waardenwerk 2024 98-99

‘Our communicating cousins’: welke aspecten van onze taal delen we met primaten? •

‘Our communicating cousins’: welke aspecten van onze taal delen we met primaten? •

Hoewel Frans de Waal een van de meest gerenommeerde aanhangers was van het idee dat vrijwel geen enkele menselijke eigenschap uniek is in het dierenrijk, heeft hij wel altijd zijn respect en verwondering uitgesproken voor onze menselijke vorm van communicatie: taal. In zijn ogen was taal een krachtig en relatief nieuw instrument, dat verschillende psychologische en biologische basisvaardigheden, die wij mensen met dieren delen, sterk heeft beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan onze vermogens tot culturele overdracht en samenwerking, twee onderwerpen waar Frans veelvuldig over heeft geschreven. Met onze taal weten wij niet alleen haarfijn onze eigen gedachten en intenties weer te geven, maar kunnen wij ook het gedrag en de gedachten van onze groepsgenoten en zelfs onze niet-groepsgenoten sterk beïnvloeden. 
De effecten hiervan zijn overal om ons heen zichtbaar, veelal positief maar soms ook negatief, bijvoorbeeld wanneer er naar aanleiding van valse informatie acties met verstrekkende gevolgen worden ondernomen. En vooral dat laatste was misschien wel iets waardoor Frans, naast met respect en verwondering, ook met een zekere scepsis naar onze taal keek: taal leidt af en verdoezelt vaak de ware aard van het beestje. In zijn ogen was het daarom een privilege om met niet-talige dieren te werken. Maar ook in zijn werk met deze niet-talige dieren sijpelde toch af en toe zijn fascinatie voor taal en het taalonderzoek expliciet door. Ook Frans heeft bijdragen geleverd aan het wetenschappelijke debat over taalevolutie (de Waal, 2003; Pollick & de Waal, 2007; de Waal & Pollick, 2011), en hij heeft nooit onder stoelen of banken geschoven dat de uitkomsten van vergelijkende studies naar de parallellen en contrasten tussen mensentaal en diercommunicatie van onschatbare waarde zijn geweest om niet alleen de taalevolutie zelf beter te begrijpen, maar ook de evolutie van talloze andere biologische concepten en processen, zoals bijvoorbeeld dierlijke cognitie (De Waal, 2016).

In dit stuk ga ik in op enkele van zulke vergelijkende diercommunicatiestudies en hun mogelijke relevantie voor het onderzoek naar taalevolutie. Hiervoor beperk ik me vanwege hun nauwe evolutionaire verwantschap met ons mensen tot studies die zich hebben gericht op de communicatieve vaardigheden van apen en mensapen. Omdat ik zelf voornamelijk onderzoek doe naar de vocale communicatie van deze dieren, richt ik me hiervoor bovendien op studies die hun vocale communicatie hebben onderzocht. 

Meer info
3,90
‘Waardenwerk’ met cijfers en verhalen in narratief-relationeel verantwoorden

‘Waardenwerk’ met cijfers en verhalen in narratief-relationeel verantwoorden

In het denken over het verantwoorden van zorgpraktijken wordt al jaren gezocht naar andere dan getalsmatige vormen van verantwoorden (ActiZ, 2014; RVS, 2019). De behoefte aan anders verantwoorden is een reactie op verantwoordingsmethodes met cijfers en indicatoren die weliswaar voorzien in een behoefte aan publieke verantwoording en bijdragen aan transparantie, maar die van zorgmedewerkers veel administratieve arbeid vergen terwijl die cijfers geen recht doen aan de complexiteit van hun werk.

Narratieve verantwoording, dat wil zeggen: met verhalen inzicht geven in je werk, is zo’n andere vorm van verantwoorden. Verhalen zijn immers bij uitstek geschikt om recht te doen aan de complexiteit, dynamiek en emergentie van zorgpraktijken en de afwegingen die daarin voortdurend worden gemaakt (Baart & Willeme, 2010; Jerak-Zuiderent, 2012; Ubels, 2015; Baart, 2018; Baart & Timmerman, 2025). Door verschillende kennisinstituten zijn de afgelopen jaren narratieve methoden ontwikkeld die door zorgorganisaties kunnen worden ingezet voor leren en verbeteren, en mogelijk ook voor verantwoorden (Bovenkamp et al, 2023). Er zijn ook kritische kanttekeningen te plaatsen bij narratieve verantwoording. Verhalen blijken evenzeer als cijfers instrumenteel ingezet te kunnen worden. Het is daarom van belang om goed te kijken wie wat en met welk doel vertelt en welke betekenis eraan gegeven wordt. Verhalen kunnen de complexiteit van de zorg ook verbloemen (Bovenkamp et al, 2023).

Met collega’s van Stichting Presentie werken we samen met drie VVT-organisaties aan een vorm van relationeel narratief verantwoorden. We vatten verantwoorden hierbij niet op als een evaluatie die op een bepaald moment plaatsvindt maar als een doorlopend proces van inzicht geven in de werkpraktijk aan relevante gesprekspartners. Medewerkers geven elkaar inzicht in hoe zij hun werk vormgeven en waar ze tegenaan lopen en voeren hierover een onderzoekend gesprek. Verschillende perspectieven kunnen aan bod komen en elkaar verrijken. Het ophalen van de verhalen, het inzicht geven en het interpreteren gebeurt in de zorgpraktijk en wordt ook bijgesteld door de actualiteit van de praktijk van alledag (horizontaal verantwoorden).

Meer info
3,90
‘Wat we nodig hebben is een andere filosofie’ (Frans de Waal)

‘Wat we nodig hebben is een andere filosofie’ (Frans de Waal)

In de VPRO-documentaire ‘Zo kijkt Frans de Waal naar mens en dier’, die aan het begin van het symposium werd vertoond, verdedigde Frans de Waal de stelling dat de mens een dier is, verwant aan de primaten en met veel overeenkomsten met andere dieren Hij bestrijdt dat mensen fundamenteel anders zijn. Maar hij constateert tegelijkertijd dat deze opvatting nog wel diep in ons denken verankerd is. Op de vraag van de interviewer:

‘Wat zou de volgende stap moeten zijn in de evolutie?’, antwoordt hij: Wat we in feite nodig hebben is een andere filosofie. De grote massa van filosofen vertelt ons dat we speciaal zijn, dat we heel anders zijn. Voor hen zit boven het lichaam altijd nog de geest. Maar we zijn in feite mensapen. We kunnen niet anders zijn dan een dier.

De antwoorden van De Waal riepen bij mij de herinnering op aan een filosoof die al eerder radicaal de strijd had aangebonden met ‘de metafysische vogelaars die de mens al te lang hebben toegefloten ‘je bent meer, je bent hoger, je bent van een andere oorsprong.’. Friedrich Nietzsche, want dat is de man die ik bedoel, maakte het tot zijn levenswerk om als filosoof aan te tonen dat de mens een dier is tussen de dieren Maar Nietzsche besefte wellicht sterker dan De Waal dat de doordenking van deze stelling radicale consequenties zou gaan hebben voor de moderne opvattingen over de mens. Nietzsche zegt daarover:

We weten voldoende hoe beledigend het klinkt als iemand de mens zonder er doekjes om te winden en zonder in metaforen te spreken, tot de dieren rekent…Wat baat het? We kunnen niet anders.

De overtuiging dat de mens een dier is tussen de dieren, hebben De Waal en Nietzsche dus gemeen. Maar waar De Waal deze stelling verdedigt als etholoog, op basis van ‘10.000 observaties’, daar deed Nietzsche dat als criticus van de moderne cultuur die de unieke en superieure positie van de mens tot onbetwistbaar fundament had uitgebouwd. Nietzsche bond de strijd aan met de filosofen en theologen die de scheiding van mens en dier hadden uitgewerkt en beargumenteerd. Met name Kant werd daarbij zijn tegenstander. Kant verdedigde op basis van de Rede en waartoe de menselijke rede in staat is, dat de mens anders is dan een dier.

Meer info
3,90
Andersheid als spanningsvolle verhouding

Andersheid als spanningsvolle verhouding

Sinds 2010 ben ik betrokken bij een mix van etnografisch, narratief en fenomenologisch onderzoek, voornamelijk gericht op complexe zorgpraktijken rondom mensen met een ernstige verstandelijke beperking. In deze samenwerkingsprojecten proberen we – in alle bescheidenheid – meer ruimte te creëren voor interpersoonlijke uitwisseling en verbondenheid, om zo de levenskwaliteit van alle betrokkenen te verhogen. We besteden altijd veel tijd op microniveau, omdat dit ons helpt een rijke, gelaagde kijk te krijgen op de geleefde ervaring en op wat er op het spel staat voor iedereen die betrokken is. Door dit te doen proberen we inzichten en lessen te destilleren voor de voortdurende dialoog tussen belanghebbenden uit beleid, praktijk en onderzoek – uitgaande van de leefwerelden van mensen die vaak het minst gehoord en erkend worden. De afgelopen 14 jaar hebben we verschillende ontwerpen en strategieën ontwikkeld en toegepast, die ik graag vat onder de noemer ‘experimenteel-relationele ontmoetingsruimte’ (Bos & Abma 2021).
In deze tekst deel ik enkele van de belangrijkste lessen die ik onderweg heb geleerd. Eerst zal ik reflecteren op een paar opvallende voorbeelden uit mijn promotieonderzoek naar ontmoetingen tussen mensen met en mensen zonder ernstige verstandelijke beperking in omgekeerde-integratiesettingen. Ik doe dit voornamelijk om te illustreren hoe ik me bewust werd van de noodzaak van een meer ontvankelijke, responsieve, reflectieve en avontuurlijke benadering van interacties met mensen met een ernstige verstandelijke beperking, en waarom ik vastbesloten werd om daaraan bij te dragen in mijn onderzoek.
Vervolgens zal ik uitleggen wat ik bedoel met ‘experimenteel-relationele ontmoetingsruimte’ en hoe de onderliggende waarden inspiratie kunnen bieden voor het dagelijks leven in zorg- en onderzoekspraktijken. Ten slotte zal ik kort enkele inzichten uit recente projecten delen om het veelbelovende potentieel van een expliciete betrokkenheid bij experimenteel-relationele ontmoetingsruimtes te illustreren.

Meer info
3,90
Beeldend werken en het maken van kunst als een reiken naar Intrinsieke Motivatie

Beeldend werken en het maken van kunst als een reiken naar Intrinsieke Motivatie

Abstract: auto-etnografisch essay over het werk van een vaktherapeut beeldend in een forensische kliniek
In dit essay reflecteer ik artistiek en kritisch op mijn werk als beeldend kunstenaar en vaktherapeut beeldend in een forensisch psychiatrische kliniek, waarbij ik onderzoek hoe beeldend werken kan bijdragen aan begrip van zichzelf bij patiënten en aan wederzijds begrip tussen patiënten en zorgverleners en zorgverleners onderling. Verschillende situaties van beeldend werken worden beschreven aan de hand van enkele auto-etnografische en narratieve vignetten. We werken met patiënten die een gedwongen behandeling ondergaan om het risico te verminderen dat ze een gevaar vormen voor de maatschappij. Middels beeldend werken in co-creatie probeer ik weerstand te overwinnen en moedig ik patiënten aan om een intrinsieke motivatie voor behandeling te vinden. Tot slot verbeeldt de co-creatie van schilderijen met de juridisch medewerkers en directiesecretaresses een doorleefde ervaring van het personeel van een forensische kliniek als leden van een zorggemeenschap, een community of care. Deze tweede situatie van beeldend werken benadrukt een notie van schoonheid in een uitdagende, soms verontrustende en vaak ernstige formele context.

De forensische kliniek, een algemene inleiding
Een forensisch psychiatrische kliniek heeft als doel de samenleving te beschermen tegen patiënten die een misdrijf hebben gepleegd. Zij zijn in een forensische kliniek opgenomen, verblijven op een afdeling met hooguit 12 patiënten en ieder heeft een eigen cel, die ‘verblijf’ wordt genoemd. Er zijn in totaal 33 afdelingen geordend naar ziektebeeld en fase van traject en enkele woonplekken buiten. Patiënte nworden beperkt in hun bewegingsvrijheid en bouwen gefaseerd meer vrijheid op, zowel binnen de instelling als (uiteindelijk) daarbuiten in de maatschappij. De gemiddelde duur van de behandeling is momenteel zeven jaar.
Patiënten die in een forensisch psychiatrische kliniek verblijven, zijn gedwongen behandeling te ondergaan. De meeste patiënten zijn naar de kliniek gestuurd omdat ze een misdrijf hebben gepleegd waarvoor een gevangenisstraf van minstens vier jaar kan worden gegeven. Op het moment van het misdrijf waren ze geheel of gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar. Een deel van het delict wordt hen daarom niet aangerekend, omdat een stoornis van invloed was op het plegen van het delict. Deze stoornis kan een persoonlijkheidsstoornis en/of een ernstige psychiatrische stoornis zijn. Voor het deel dat hen wel ten laste wordt gelegd, krijgen ze eerst een gevangenisstraf. Voor het deel dat hen niet ten laste kan worden gelegd, volgt een gedwongen T.B.S.-behandeling. De behandeling vindt plaats in een streng beveiligde omgeving om de samenleving en de patiënt te beschermen. Het doel van de behandeling is om herhaling van het delict te voorkomen of het delictrisico tot een acceptabel niveau terug te brengen. Na twee jaar verpleging en behandeling beslist een rechter of de maatregel verlengd moet worden. Een maatregel kan steeds opnieuw worden verlengd. Het einde van de behandeling ligt dus niet vast voor de patiënt. Na een instroomperiode waarin observatie plaatsvindt en wordt gekeken welke behandeling het meest geschikt is, volgt verdere behandeling op een doorstroomafdeling. Vervolgens gaan patiënten naar een uitstroomafdeling waarin betreffende patiënt oefent met verlof en resocialisatie in de mate die voor betreffende patiënt wordt toegestaan.

Meer info
3,90
Bestuurders in complexe en versnelde tijden

Bestuurders in complexe en versnelde tijden

In het tijdschrift Waardenwerk staat het werken aan waarden in professionele en maatschappelijke praktijken centraal. De focus ligt onder andere op het onderzoeken van ethische en morele vragen in werkpraktijken, de relaties tussen waarden en werk. Dit artikel deelt de uitkomsten van een empirisch fenomenologisch onderzoek onder publieke bestuurders, specifiek gericht op ‘reflectie’, die in de werkpraktijk van deze bestuurders plaatsvindt. De uitkomsten leggen een aantal ethische en morele vragen bloot die actueel zijn binnen publieke organisaties zoals in de zorg, onderwijs, ministeries, provincies, belangenorganisaties en gemeenten. Met name de sociaal wenselijke kant van reflectieve praktijken komt naar voren met inachtneming van de waarschuwing van Hannah Arendt die wijst op de ethische gevaren van concepten die niet ‘voortdurend in twijfel worden getrokken, maar in de samenleving gewoon functioneren als algemeen aanvaarde wijsheid’ (Arendt, 2003: 166). Denken houdt volgens Arendt in dat er vragen worden gesteld over concepten, wat zij ‘invisibles’ noemt; ‘Experience rather than doctrines are what is ethically crucial’ (Arendt, 2003: 166). Zij stelt daarbij dat er iets moet zijn vanuit deze ervaringen dat beschermt, zoals een ervaring van onzekerheid, of een ervaring van het niet-weten . Precies dat laatste staat in de complexe en versnelde praktijk van bestuurders vandaag de dag dagelijks op spanning, zo blijkt. We sluiten af met de inzichten uit dit onderzoek in relatie tot humanisme met als kern menselijke waardigheid.

Introductie
Het doel van dit artikel is een fenomenologische verkenning van de reflectieve praktijken van bestuurders in publieke organisaties te midden van de huidige complexe maatschappelijke veranderingen. We hebben voor deze groep gekozen vanwege hun strategische rol in de actuele fluïde en ambigue tijden zoals beschreven door verschillende wetenschappers (Bauman, 2000, 2007; Rhodes en Noordegraaf, 2007; Horney, 2010; Rosa, 2016, 2019, 2020; Van der Wal, 2017). De achtergrond van het onderzoek is de observatie dat het onderzoek naar business en management enorm versnelt en daardoor gefragmenteerd en interdisciplinair is (Snyder, 2019).

Meer info
3,90
Column ‘Prutsers’

Column ‘Prutsers’

Wanneer ik met mijn gezin bij mijn schoonfamilie ga eten, gebeurt het wel eens dat ik naar het toilet moet en dat ik daar dan nog even blijf rondhangen om de woordgrappen en woordspelingen te lezen die op de tegels van de wand staan afgedrukt. Van alle regels en woordspelingen is er één tegeltekst die mij het meest hardnekkig bijblijft. Dit is geen regel of een gedicht, maar één woord dat in koeienletters de tegel vult. Het gaat hier om een oproep die kort en krachtig van de wand spat: ‘Prutsers!’. Waarom blijft juist deze oproep als een gebod uit de Stenen Tafelen der Wet in mijn hoofd nagalmen? Hier heb ik eerlijk gezegd nog niet eerder over nagedacht. Nu is dan eindelijk het moment gekomen om eens goed bij deze vraag stil te staan.

Natuurlijk is deze oproep grappig bedoeld en het is een beetje gek om er een diepere boodschap achter te zoeken. Toch zegt deze woordgrap wel iets over mijn zwager die deze tegel tegen de wand heeft geplakt. Niet dat iemand ooit op het idee zou kunnen komen om mijn zwager een prutser te noemen, want de grap is nu juist dat mijn zwager extreem handig is. Alles wat hij aanraakt, lijkt te veranderen in goud. Overigens heet mijn zwager Jan en in de familie noemen we hem sinds jaar en dag een beetje flauw, maar wel toepasselijk ‘Jan de man die alles kan’. Wij praten altijd lovend over hem, maar niemand is perfect en als er dan toch een dingetje is wat ik op mijn zwager Jan moet aanmerken, dan is het dat hij ertoe neigt om aan andere mensen dezelfde eisen te stellen als aan zichzelf. Mijn zwager velt vaak vernietigende oordelen over incompetente politici, werkschuwe managers en middelmatige studenten die in zijn woorden ‘prutsers van het ergste soort’ zijn. Maar hoewel ik bijna nooit kan zeggen dat hij ongelijk heeft, vind ik wel dat hij soms te streng is met zijn kritiek op het menselijk falen. Maar dit moeten wij hem vergeven. Wat hem zo sympathiek maakt, is dat hij altijd zonder morren klaar staat voor ons. Jan is echt aardig en hij zal nooit hardop tegen ons zeggen dat we prutsers zijn. Toch kan ik mij wel voorstellen dat hij dit soms denkt. Want waarom plakt hij dit woord anders met een uitroepteken tegen die wand aan?

Meer info
3,90
Dansen met machines

Dansen met machines

De oeroude dans tussen mens en techniek is een dans op leven en (brein)dood, leidt tot ontzieling als wij haar niet tijdig hernemen.

In zijn boek Recursivity and Contingency (2019) vergelijkt de uit Hong Kong af komstige filosoof Yuk Hui het menselijke denken met kunstmatige intelligentie en komt in zijn historische onderzoek tot een interessante conclusie. Wat redelijk, logischerwijze denken betreft verschillen mens en machine volgens hem al sinds heel lang niet meer. We moeten volgens Yuk Hui gezien de huidige cybernetische ontwikkelingen terdege rekening houden met inktzwarte toekomstbeelden zoals eind vorige eeuw al geschetst door de meest kritische filosoof van die tijd, J.F. Lyotard. Maar volgens hem kan het tij tijdig gekeerd, wanneer we oog hebben voor de potentiële pluriformiteit van techniek.

Yuk Hui’s Recursivity and Contingency is vakwerk in de beste filosofische traditie, en ook nog eens zeer actueel van toepassing op een cluster van grote problemen en uitdagingen van onze tijd. We hebben te maken met schijnbaar onstuitbare en vaak bijna autonome ontwikkelingen van de cybernetica, onder meer in de vormen van A.I. en robotica. Deze ontwikkelingen zijn sturend en leidend in de meeste overheden, bedrijven, nationals en transnationale processen van productie, handel, transport, verkeer, geldstromen en ga zo maar door. Leidraad voor Yuk Hui’s historische reconstructie hiervan is wat hij noemt een organologisch paradigma, waarvan de aanzetten en principes voor het eerst zijn te vinden bij Kant en de Duitse idealistische filosofen, in het begin van de 19e eeuw.

Dit paradigma heeft volgens Yuk Hui in de 19e eeuw en daarna de overhand gekregen op een mechanistisch wereldbeeld. In plaats daarvan kwam een organologische manier van denken, waarmee onwrikbare patronen van oorzaak en gevolg kunnen worden doorbroken, evenals vaststaande hiërarchieën en ordeningen. Met Darwin kwam het inzicht dat ‘organische’ levensvormen altijd in staat zijn geweest zich aan te passen, en dat niet louter ‘mechanisch’ doen, volgens een voorbestemd patroon. Gaandeweg kwam volgens Yuk Hui vanuit de doorbraak uit mechanistisch denken ook de weg vrij voor een organistische technologie. Daarmee is bedoeld dat machines zichzelf net als mensen ook systematisch kunnen bijsturen, re-organiseren en aanpassen1.

Meer info
3,90
De Etappes van het Traditionele Humanisme

De Etappes van het Traditionele Humanisme

Dit artikel vormt het eerste deel van een drieluik over de controverse tussen humanisme, posthumanisme en ecohumanisme. We hebben de inleiding tot de drie delen hier toegevoegd, zodat voor de lezer de ordening van het geheel nu al duidelijk wordt. In het eerste deel wordt een korte geschiedenis van het Europese humanisme gepresenteerd. We benaderen deze geschiedenis naar het voorbeeld van Michel Foucault’s archeologie van het weten: de etappes van het humanisme zijn niet zomaar ‘denkstromingen’ maar sedimentatielagen die de achtergrond vormen van huidige controverses rondom het humanisme. We zijn van mening dat we de verschillende configuraties van het humanisme en de onderscheiding van de geschetste lagen goed voor ogen moeten houden als we de huidige kritiek op het humanisme willen begrijpen. 
We besteden in dit eerste deel van ons drieluik iets meer tijd aan de (volgens ons) laatste twee epochale verschijningen van het humanisme – het Bildungshumanisme en het sociaal humanisme – omdat die belangrijke idealen ter sprake brengen die impliciet een rol spelen in de posthumanistische kritiek op het traditionele humanisme. Deze idealen worden daar zoals wij laten zien ontologisch verbreed. In het ecohumanisme worden deze idealen expliciet op de voorgrond geplaatst, naast inzichten die zijn gewonnen uit het posthumanisme. Anders dan het posthumanisme wil het ecohumanisme niet zomaar afscheid nemen van het humanisme maar doet het een poging om antropocentrisme en humanisme los te koppelen. Vanuit het perspectief dat we in ons drieluik ontvouwen, verschijnen posthumanisme en ecohumanisme als recente sedimentatielagen die het humanisme een nieuwe richting geven.

Inleiding
Na de Tweede Wereldoorlog werden er in Nederland en internationaal allerlei humanistische instituties opgericht. Dit was een reactie op de ideologieën die in de oorlog hadden geleid tot enorme gruwelijkheden tegen de mensheid. Jaap van Praag, een belangrijke aanjager van een dergelijke institutionalisering, ontmaskerde in deze ideologieën een nihilistische attitude die de realiteits- en universaliteitsclaim van de ‘menselijke waardigheid’ negeerde. Het denken in termen van macht had tot de voorstelling geleid dat het ideaal van menselijke waardigheid geen enkele intrinsieke waarheidsstatus had. Niet de innerlijke claim van geldigheid maar alleen de uiterlijke hegemonie van ideeën, de wijze
waarop zij zich institutioneel wisten door te zetten, was wat, volgens dit nihilistisch machtsdenken, de acceptatie en aanvaarbaarheid van deze ideeën steunde.

Meer info
3,90
De genegeerde onmacht. Een perspectief op onderwijs & een visie op makerschap

De genegeerde onmacht. Een perspectief op onderwijs & een visie op makerschap

Op dit moment komen veel jongeren in de knel. Maar steeds blijft de focus liggen op de labiliteit van jongeren en op de wachtlijsten die in de wereld van de (jeugd)zorg ontstaan. Wat als we die focus verleggen, en kijken naar het onderwijs? Als de jongeren massaal ziek en ongelukkig zijn, wat hebben we dan te doen? En wat heeft dat te maken met de opkomst van kunst binnen het onderwijs?

Onlangs sprak ik een vriend van wie de zoon vanwege een burn-out een tijd stopte met de studie. Ik had deze zoon al eerder aan de telefoon gehad. Hij vertelde dat hij op het University College heel wat te verhapstukken kreeg: teksten, films en discussie over oorlog,
klimaatcrisis, vluchtelingen, discriminatie, armoede. En dat hij dat niet goed ‘verteren’ kon. Dat hij had aangegeven dat hij na een heftige film niet meteen in discussie kon, maar dat niemand, ook hijzelf niet helemaal, begreep waarom niet. En dat hij het ook ingewikkeld vond om steeds cijfers te moeten halen en daar hard voor te werken, terwijl hij intussen nog bezig was alle thema’s die op hem af kwamen te verteren. En dat hij zich vaak somber voelde. En dat de psycholoog had gezegd dat hij misschien manisch depressief was.

Lang geleden, toen ik nog studeerde, kwam ik tijdens het schrijven van een paper voor een Amerikaanse universiteit, terecht in moedeloze vertwijfeling. Ik zat vast en kon niet voorof achteruit. In een vlaag van wanhoop stapte ik de spreekkamer binnen van mijn docent. Ik zei: ‘Mister Goodnight, you have to help me, I am angry and desperate’. De docent keek op van zijn werk en zei rustig ‘Aren’t we all?’ Wij moesten beiden lachen, maar in de ruimte was de herkenning van de onmacht duidelijk voelbaar, en ik voelde mij serieus genomen.
Ik leerde op dat moment veel tegelijk, en de docent keek naar mijn vraagstuk en gaf me instrumentarium om mijn in de knel gekomen studie weer vlot te trekken. Hiermee wil ik zeker niet zeggen dat alle psychische problemen met een rake opmerking zijn op te lossen. Maar wel dat heel veel kinderen, jongeren en studenten nodeloos vereenzamen als de problemen die zij ontmoeten niet met herkenning tegemoet worden getreden, maar met angst en zorg.

Meer info
3,90
De tijd ont-managen. Pleidooi voor een rijkere benadering van werktijd

De tijd ont-managen. Pleidooi voor een rijkere benadering van werktijd

‘Er is een groot en toch heel alledaags geheim. Alle mensen hebben er mee te maken, iedereen kent het, maar slechts weinigen denken er ooit over na. De meeste mensen accepteren het gewoon en verbazen zich er helemaal niet over. Dit geheim is de tijd.’ Michael Ende

Werktijd in beknelling
Ruim vijftig jaar geleden publiceerde de Duitse schrijver Michael Ende Momo en de tijdspaarders. Dit kinderboek uit 1973 gaat over het meisje Momo dat aan de rand van een slaperig stadje woont, waar volop tijd is voor ontmoeting, spelen en verhalen vertellen. Momo blijkt het talent te hebben om aandachtig te luisteren. Als een van de weinigen ziet zij daarom dat het stadje in de greep komt van het verlangen naar efficiëntie. De inwoners ervan worden aangespoord door Grijze Heren van de Tijd-Spaar-kas die de stadsbewoners ertoe aanzetten meer uit hun leven te gaan halen door te gaan ‘tijdsparen’. Momo merkt dat mensen haast krijgen, steeds harder gaan werken, desondanks nog steeds minder tijd overhouden en daar bovenal niet gelukkiger van worden. Ze werden vooral rustelozer, vermoeider en eenzamer en ‘niemand wilde bekennen, dat zijn leven steeds armer, steeds gelijkvormiger en steeds kouder werd.’ (Ende 2009, 66).

Het eerste deel van Momo en de tijdspaarders heeft een somber en dreigend karakter, het boek is duidelijk een maatschappijkritische jeugdklassieker. Toch is het ook een hoopvol boek, want Momo ziet niet alleen wat er verkeerd gaat in de omgang met tijd, maar ze gaat vervolgens ook de strijd aan met de Grijze Heren om de gespaarde tijd (die eigenlijk door hen gestolen wordt) terug te veroveren. Ze wordt daarin bijgestaan door Meester Hora, de vader van de tijd, die haar leert over het geheim van de tijd, over het belang van langzamer lopen om sneller te gaan, over de ‘tijdbloemen’ die ieder mens krijgt en die aan hen levenstijd schenken. Het verhaal eindigt bijna paradijselijk met de terugkeer van de gestolen tijd: kinderen spelen op straat, automobilisten hebben geen haast meer, wandelaars maken gemoedelijk praatjes met elkaar en zelfs het werk krijgt weer een ander tempo. ‘De werklieden konden rustig en met liefde voor het vak hun werk doen, want het kwam er niet meer op aan zoveel mogelijk in zo weinig mogelijk tijd klaar te krijgen. Ieder kon voor al zijn werk zoveel tijd nemen als hij nodig had en wilde hebben, want van nu af aan was er immers tijd genoeg (idem, 229).

Meer info
3,90
Een spiegel met 23 gezichten

Een spiegel met 23 gezichten

De Japanse leraar Kanamori heeft eens gezegd: voor kinderen in de basisschool leeftijd schijnt het leven op z’n helderst. Wanneer ik terug ga in mijn eigen kindertijd kan ik me nog goed de geborgenheid van ons gezin en de school herinneren. Ik kan het verwachtingsvolle plezier van feesten als Kerst, Sinterklaas en Pasen nog steeds voelen. De verhalen die werden voorgelezen, de verwondering over de waterkringloop en de uitjes op school kunnen mij dan nog steeds vervullen. Als ik een periode zou moeten aanwijzen waarop ik het meest ontvankelijk was voor stemming, sfeer en schoonheid, dan zou het de periode van de basisschool zijn.

Sinds 2003 werk ik als kunstvakdocent in het basisonderwijs (muziek, film en multimedia) en merk ik dagelijks hoe helder de wereld kan schijnen in het leven van het jonge kind. Het kind in die leeftijd heeft een grote verbeeldingskracht en dat maakt het ontvankelijk voor fantasierijke en diepe ervaringen. Het kind staat van nature open voor leren en nieuwe ideeën. En daarnaast maakt het een sterke ontwikkeling door waarbij het leert omgaan met emoties. Het kind in die leeftijd ontwikkelt zelf bewustzijn en begint zijn eigen identiteit en plaats in de wereld te begrijpen. Veel kinderen hebben een sterke intuïtie en zijn gevoelig voor de energie om hen heen. Het is bij uitstek de leeftijd waarop het kind open staat voor esthetische ervaringen, snel enthousiast is en sensitief is voor stemming en schoonheid. Gert Biesta gebruikt in zijn rede bij de Universiteit van Humanistiek ‘Tijd voor pedagogiek’ (2018) de term ‘stofferin van de ziel’. Hij verwijst daarmee naar het proces waarbij onderwijs niet alleen kennis en vaardigheden overbrengt, maar ook bijdraagt aan de vorming van de persoon. Vorming waarbij het kind ervaart dat het zowel een zelf is met een binnenwereld als een onderdeel van een groter geheel. 

Voor mijn werk in het onderwijs laat ik mij graag inspireren door het werk van onderwijspedagogen als Gert Biesta, Jan Masschelein en Maarten Simons. Maar ook door de ideeën over resonantie-pedagogiek van Hartmut Rosa, pedagogische weerstand van Philippe Meirieu en het muzische werken van Bart van Rosmalen. Aan hen ben ik schatplichtig en hun woorden klinken door in die van mij.

Meer info
3,90
Emoties en Bewustzijn bij Dieren

Emoties en Bewustzijn bij Dieren

Gedurende zijn lange en indrukwekkende loopbaan heeft Frans de Waal gekeken naar het gedrag – en de onderliggende cognitie – van dieren, en dit vooral vanuit een evolutionair perspectief. Hij zag daarbij geen dichotomie tussen mensen en andere dieren, maar plaatste hen allemaal op dezelfde plek, namelijk aan het eind van miljarden jaren van evolutie. Er kunnen natuurlijk verschillen tussen soorten zijn, net zoals er overeenkomsten kunnen zijn. Wanneer overeenkomsten tussen nauw-verwante soorten, zoals bijvoorbeeld mens en chimpansee, worden waargenomen, zo beargumenteerde Frans, dan is de meest waarschijnlijke en simpelste conclusie dat daar ook dezelfde cognitieve mechanismen aan ten grondslag liggen. Waar de behavioristen van de 20e eeuw niet-menselijke dieren nog als ‘simpele input-output zwarte dozen’ zagen, en enige andere verklaring als antropomorfisme wegzette, waarschuwde Frans juist voor de keerzijde van deze filosofie, namelijk het ontkennen van het feit dat verschillende soorten dieren (psychologische) vaardigheden delen door gemeenschappelijke af komst, en dus soms ook met de mens. Hij bedacht daarvoor de term Anthropodenial: het a priori afwijzen van gedeelde kenmerken tussen mensen en andere dieren, waar die in feite wel kunnen bestaan (de Waal 1999). Veel van Frans’ onderzoek betrof onze naaste verwanten, andere primaten.

Maar overeenkomsten kunnen niet alleen ontstaan door gemeenschappelijke voorouders, maar ook door gemeenschappelijke selectiedrukken. Dieren die eenzelfde soort probleem krijgen voorgeschoteld gedurende de evolutie, zouden wel eens met eenzelfde of in ieder geval een  oortgelijke oplossing – adaptatie – kunnen komen. Waar het handig was om te vliegen, hebben zowel vogels, als insecten, en ook zoogdieren (vleermuizen) gedurende de evolutie vleugels ontwikkeld. Ondanks dat de vorm iets verschilt, dienen ze bij al deze taxonomische groepen hetzelfde doel, namelijk vliegen. Dit noemen we convergente evolutie. Dit is niet alleen van toepassing op morfologische kenmerken, maar ook op cognitieve, psychologische en neurologische kenmerken (Fitch et al., 2010). Frans was zich hier ten volste bewust van en heeft naast zijn werk met primaten ook baanbrekend  werk met olifanten (bijv. Plotnick et al., 2011) en prairiewoelmuizen (Burkett et al.,\ 2016) gedaan. In zijn populairwetenschappelijke boeken behandelde hij naast primaten veel andere taxa (zie bijv. De Waal, 2016).

Meer info
3,90
Essaywedstrijd ‘Democratische waarden’

Essaywedstrijd ‘Democratische waarden’

In april 2025 verschijnt het 100e nummer van Waardenwerk (voorheen Tijdschrift voor Humanistiek).
Ter gelegenheid van dit jubileum organiseren wij in samenwerking met Uitgeverij SWP een essaywedstrijd. Het winnende essay wordt beloond met publicatie in Waardenwerk en een prijs van €1000,- 

‘Hoe democratische waarden te versterken in het licht van de zichtbare ondermijning daarvan?’

Deze essaywedstrijd betreft het volgende thema:
• De omvang van het essay is bij voorkeur tussen 3000 en 4000 woorden
• Inleveren uiterlijk 1 maart 2025 op info@waardenwerk.nl
• De essays worden beoordeeld door een onaf hankelijke jury
• De uitslag wordt bekend gemaakt in het 100e nummer van Waardenwerk (voorheen TvH), dat in april 2025 verschijnt
• Over de uitslag kan niet worden gecommuniceerd.

Meer info
Gratis
Interview met Caroline Suransky

Interview met Caroline Suransky

Caroline Suransky heb ik (Antoinette) leren kennen in 2011, het eerste jaar dat ik de Graduate School van de UvH volgde. Caroline was coördinator van de Graduate School en begeleidde het programma. Ze was een baken in de destijds voor mij onbekende wereld van de UvH en het promoveren. Later kwam ik haar af en toe weer tegen, en dan was er altijd even contact. Ik hoorde dat ze, behalve op de UvH, actief was in Zuid Afrika en de laatste paar jaar ook in Frankrijk. Het maakte mij nieuwsgierig: wat doe je allemaal, wat zijn je drijfveren, wat is voor jou de rode draad in je werkzaamheden? Ik was haar naam al veel vaker tegengekomen, bijvoorbeeld als een van de oprichters van het Kosmopolis Institute en de internationale Summer School. Ze is ook lid geweest van het College van Bestuur van de Universiteit voor Humanistiek en lid van het hoofdbestuur van het Humanistisch Verbond. Daarnaast heeft ze lang in de redactie gezeten van tijdschrift Waardenwerk en bij de voorganger, het Tijdschrift voor Humanistiek was ze ook hoofdredacteur. Een bevlogen vrouw, nadrukkelijk bezig met de verbinding tussen wetenschap en praktijk.

We spreken elkaar op de UvH aan het begin van het nieuwe academische jaar. Naar aanleiding van deze introductie, wat is de rode draad van waar je mee bezig bent, wat is voor jou de essentie?
CS: Ik vind het lastig om een ingang te kiezen… Wat ik doe is eigenlijk altijd op het snijvlak van onderwijs en sociale verandering. Heel vaak heeft dat te maken met sociale ongelijkheid en onrechtvaardigheid. Onderwijs is voor mij één van de terreinen waarop je kunt proberen om onrechtvaardigheid te adresseren. Ik denk dat dat de rode draad is door mijn leven en wat ik – nu al bijna 40 jaar – doe. Ik heb in een aantal landen gewoond, in Nederland, Amerika, Zuid-Afrika, en vanuit die verschillende contexten gewerkt. Ik heb lang in Zuid-Afrika gewoond en gewerkt. Daar heb ik ervaren dat mijn intuïtie, dat onderwijs en het proberen te adresseren van onrecht met elkaar verbonden zijn, klopt. In Zuid-Afrika heb ik tien jaar gewerkt aan een zwarte universiteit. In die jaren en in die context heb ik veel geleerd en ben ik professioneel volwassen geworden. Voordat ik naar Zuid-Afrika ging, studeerde ik in Amerika, de University of Michigan, en daar leerde ik mijn man kennen. Hij is Zuid-Afrikaan en woonde destijds in ballingschap in Amerika. Toen het apartheidsbeleid langzaam werd omgebogen kreeg hij zijn nationaliteit en paspoort terug, en zijn we naar Zuid-Afrika gegaan.

Meer info
3,90
Onderwijs voor een ongekende tijd. Een uitnodiging tot samenwerking

Onderwijs voor een ongekende tijd. Een uitnodiging tot samenwerking

Staying with the trouble requires learning to be truly present. Donna Haraway (2016, p.1)

De vele namen voor deze tijd
In haar klassieke boek The Fragility of Goodness benoemt Martha Nussbaum dat openheid naar de wereld en het vermogen om je toe te vertrouwen aan onzekerheid door de Grieken als voorwaardelijk werden gezien om een goed mens te zijn (Nussbaum 1982). Ga er maar aan staan. We leven in een tijd van ongekende ontwikkelingen die inmiddels evenveel prozaïsche als onheilspellende benamingen heeft gekregen. Dat we te maken hebben met een ongrijpbaar tijdperk vatte Joanna Macy goed samen met het boeddhistische begrip bardo, letterlijk ‘tussen twee’—een gat in de tijd (Macy 2020). Het is een tijdperk dat niet meer is wat het was en nog niet is wat het zal zijn. Klimaatverandering, verlies van biodiversiteit, pandemieën, groeiende economische ongelijkheid, polarisatie en migratie zorgen met allerlei andere factoren voor een polycrisis van ongekende omvang (Homer-Dixon 2022). Anderen maken de situatie prangender door te spreken van een multi-crisis syndroom (Selby 2017), een cluster van factoren die een onderliggende aandoening verraden. Op zijn beurt gebruikte de Amerikaanse socioloog William Catton het begrip overshoot om die aandoening een naam te geven (Catton 1982). Hij schreef over the unfathomed predicament of mankind en benadrukte daarmee dat we niet zozeer te maken hebben met een crisis die we kunnen oplossen, maar met een situatie die volgens ecologische wetmatigheid zal leiden tot onafwendbare problemen.

De namen die aan deze tijd worden gegeven, zijn gaandeweg veranderd. Schreven Selby en Kagawa een kleine vijftien jaar geleden nog dat we leven in interesting times (Selby en Kagawa 2010), een aantal jaar later vonden zij times of climate turmoil and disaster passender (Selby en Kagawa 2018). Sommigen zeggen inmiddels dat we leven in a time of dying (Michael Shaw), in het tijdperk van The Great Unraveling (Heinbergn Miller 2023), spreken over de planeet als huis dat in brand staat (Bruno Latour), over het Antropoceen (e.g. Scranton 2015) of juist het Chthulucene (Haraway 2016). Anderen benadrukken dat de opgave waar we inmiddels voor staan niet minder is dan a barely conceivable challenge (Schenck en Churchill 2021) 

Meer info
3,90
Rechtvaardige Preventie, op het snijvlak van de publieke gezondheidszorg en het sociaal domein, als verbindend perspectief

Rechtvaardige Preventie, op het snijvlak van de publieke gezondheidszorg en het sociaal domein, als verbindend perspectief

In dit artikel belicht ik enkele belangrijke inzichten uit mijn proefschrift ‘Rechtvaardige Preventie. Op het snijvlak van de publieke gezondheidszorg en het sociaal domein’. Mijn proefschrift is het resultaat van een discoursanalyse rond het onderwerp ‘preventie’ en belicht het discours en de paradigma’s rond preventie vanuit verschillende invalshoeken:
– De publieke gezondheidszorg
– Het sociaal werk
– De normatieve professionalisering (ethiek en filosofie)

De hoofdvraag van dit proefschrift was: Hoe kan het preventiediscours – op het snijvlak van de publieke gezondheid en het sociaal domein – zodanig worden verrijkt dat het preventiebeleid en de daarmee verbonden praktijken meer ten goede komen aan mensen bij wie de gezondheid kwetsbaar is en bij wie de kwaliteit van leven onder druk staat?

Aanleiding
In 2018 concludeerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in een policybrief (Broeders et al., 2018) dat 40 jaar preventiebeleid niet de gewenste verkleining van de gezondheidsverschillen heeft opgeleverd. Mensen met een lagere sociaaleconomische status en beperkte gezondheidsvaardigheden leven 15 jaar minder lang in goede gezondheid en sterven ongeveer 7 jaar eerder. Voor mij was dit rapport aanleiding voor mijn persoonlijke zoektocht, vooral omdat het me totaal niet verbaasde. De bijna onthutsende conclusies van de WRR sloten namelijk naadloos aan bij mijn ervaringen tijdens mijn loopbaan in de publieke gezondheidszorg en het sociaal domein, waarin preventie de rode draad vormde.

Als preventiewerker (onderzoeker en adviseur) afkomstig uit de publieke gezondheidszorg met ervaring in de gezondheidsbevordering, bewegingsstimulering en het sociaal domein, heb ik veel geleerd van de vele preventietrajecten die als doel hadden de gezondheid van mensen te bevorderen via gedragsbeïnvloeding en het verbeteren van de leefomgeving.
Veel van die processen en de lessen (zie H. 1) kunnen het beste gekarakteriseerd worden als een omgekeerde ‘Echternach processie’, twee stappen vooruit en drie achteruit.

Meer info
3,90
Redactioneel Waardenwerk 98-99

Redactioneel Waardenwerk 98-99

Voor u ligt het als gebruikelijk rijk gevulde winternummer van Waardenwerk. Vanwege ziekte van de hoofdredacteur, is het inhoudelijke deel van dit redactioneel geschreven door redacteur Peter Rombouts. Wanneer ik dit schrijf bevinden we ons vijf dagen voor de Amerikaanse verkiezingen. Volgens sommige experts de belangrijkste verkiezingen in de afgelopen honderd jaar. Eén die grote gevolgen heeft voor de geopolitieke ontwikkelingen en verhoudingen, maar bovenal één waar democratische waarden, de rechtstaat en moraliteit op het spel staan. Zelf ben ik mijn eigen ontzetting en verbazing over hoe gemakkelijk de tolerantie op onbehoorlijk, immoreel en onwettelijk gedrag in de politieke arena is gegroeid nog niet te boven. De doorwerkingen daarvan in de vorm van een groeiende polarisatie op zoveel thema’s in de samenleving al des te min. Ik weet dan ook niet goed hoe me voor te bereiden deze komende vijf dagen. Als ik heel eerlijk ben: het maakt me angstig. Mezelf geruststellen met berichten dat Kamala Harris zal winnen, dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen of nu al uitgaan van de winst van Trump in een poging mijn eigen teleurstelling een beetje te organiseren met een heimelijke hoop dat een zucht van opluchting zich meester van mij zal maken bij het wakker worden op de dag na de verkiezingen. Gelaten zijn? Het zal mijn tijd wel duren? De stem de ruimte geven: misschien zit er ook wel iets goeds in de winst van Trump? Me wenden tot een haast spirituele strohalm die zegt dat het goede uiteindelijk altijd zal overwinnen? Ik ben toch geen doemdenker? Ik overdenk mijn mogelijkheden en kom tot de vraag: hoe bereid een mens zich voor op wat als een zwaard van Damocles boven het hoofd hangt? Want laten we eerlijk zijn: er hangen er nogal een aantal.
In deze zelfde week hoor ik op de radio dat kinderen in Rusland nu op school leren om wapens in elkaar te zetten. Rusland bereid zich blijkbaar voor op een oorlog met de NAVO in 2030. De propaganda machine draait daar op volle toeren, net als de oorlogseconomie. De expert op de radio verzucht dat wij hier in Europa en Nederland helemaal niets doen om ons voor te bereiden. We zijn onvoldoende weerbaar is zijn conclusie. Dat geldt voor het politiek maatschappelijke domein, het bedrijfsleven en de gewone mens op straat. Waarom hebben we niet allemaal al een overlevingspakket in huis waar we minimaal een week mee kunnen overleven? Volgens deze expert is dat geen overbodige luxe. Russische spionnen varen nu al in kleine bootjes in onze Noordzee. Hoe onszelf voor te bereiden op komend rampspoed? Hoe onszelf weerbaar te maken?

Meer info
Gratis
Reflecties rond intentie en oorzakelijkheid naar aanleiding van een ziekteverlof met implicaties voor de begeleidingskunde

Reflecties rond intentie en oorzakelijkheid naar aanleiding van een ziekteverlof met implicaties voor de begeleidingskunde

Naar aanleiding van de programmatische opdracht tot vormgeving van de masteropleiding Begeleidingskunde én naar aanleiding een persoonlijke ervaring van systeemverstrikking doordenkt de auteur het zelf-verstaan vanuit een combinatie van vier elkaar aanvullende en elkaar nuancerende vragen, die elk een eigen werkelijkheidsopvatting en wetenschapsfilosofie met zich mee brengen:

1. Wat zie ik en kan ik als ik de situatie opvat als een oorzakelijk mechaniek dat hapert?

2. Welke inzichten ontstaan als ik de situatie begrijp als een markt met zijn onoverzichtelijke complexiteit van elkaar wederzijds beïnvloedende factoren?

3. Wat hoor en versta ik als ik mij door de situatie laat aanspreken als ware het een verhaal dat iets te zeggen heeft?

4. Wat gebeurt er met mij als ik de situatie toelaat als een melodie of een gedicht met een eigen sfeer en zin?

De eerste twee vragen blijken aangrijpingspunten tot handelen en ondernemende actie, terwijl de laatste twee eerder aansporen tot luisteren, loslaten, overgave en zingeving. De auteur beargumenteert dat begeleidingskundigen een rol hebben in het ondersteunen van professionals om elk van de vier invalshoeken toe te laten in de uitoefening van hun werk en in hun zelf-verstaan binnen dat werk. Het boek ‘Pleidooi voor interpretatie’ van Theo de Boer vormt bij dit alles de kapstok voor het betoog.

Meer info
3,90
Waarden aan en in het werk van Frans de Waal

Waarden aan en in het werk van Frans de Waal

In het redactionele voorwoord van het zomernummer 2024 van Waardenwerk breekt Harry Kunneman een lans voor een nieuwe oriëntatie in de maatschappijkritische traditie van de westerse filosofie sinds Karl Marx – een traditie waartoe Kunneman ook zijn eigen werk rekent. Een nieuwe oriëntatie is nodig, aldus Kunneman, omdat de maatschappijkritiek zoals die van de Frankfurter Schule uitsluitend het leven, werken en welvaren van mensen betreft, en te weinig oog heeft voor ‘het leven, werken en welvaren van andere levensvormen met wie wij samenleven en van wie wij in cruciale opzichten afhankelijk zijn.’
In het licht van de huidige dubbele aantasting van de aarde én van de mogelijkheden van mensen om te zorgen voor een leefbare en levensvriendelijke planeet, is een nieuwe oriëntatie van kritische theorie niet alleen noodzakelijk maar ook zeer urgent. Het werk van Frans de Waal (1948-2024) vormt een belangrijke stap in deze vernieuwing van zowel de filosofie als het humanisme. 
Ik heb het werk van Frans de Waal leren kennen in 1996, toen ik aan mijn proefschrift over empathie werkte, en zijn boek Van nature goed (Good Natured) onder ogen kreeg. Dat boek opent met de volgende eerste zin:
‘Wij gaan er niet alleen prat op dat we mens zijn, maar ook dat we menselijk zijn. Wat een briljante vondst om de moraliteit aan te wijzen als het waarmerk van de menselijke aard door onze soortnaam ook te gebruiken voor barmhartige neigingen! Het is duidelijk dat dieren geen mensen zijn, maar zouden zij wel menselijke neigingen kunnen hebben?’

Ik wil in dit korte artikel onderzoeken in hoeverre het werk van Frans de Waal ons helpt menselijkheid – of chic gezegd: humaniteit – ook aan andere dieren dan de mens toe te kennen, en daarmee in feite het bereik van humaniteit uit te breiden voorbij de mens alleen. Wat zou dat kunnen betekenen, het bereik van humaniteit uitbreiden, en hoe is dat mogelijk?

Voordat ik dat doe, moeten we ons eerst afvragen waarom vragen als deze pas zo relatief recent opkomen. Frans de Waal is wat dit betreft een pionier. Zijn werk heeft enorm veel betekent voor het onderzoek naar moreel en politiek gedrag van andere dieren, en naar hun voelen en denken. En dat was hard nodig.

Meer info
3,90
Wisselwerk

Wisselwerk

Onwennig hield ik mijn handen op om de hostie te ontvangen van de priesterbroeder in de kleine kloosterkerk. Ik vouwde mijn vingers om het getranssubstantieerde brood om er zometeen na de slok wijn, weer veilig terug op mijn plekje in de kerkbanken, eens even goed op te kunnen kauwen. Maar de bevoogdende blik van de priester maakte mij duidelijk dat ik het niet goed begrepen had, dat de hostie alhier genuttigd moest worden, vóórdat ik de rij uitliep. Dus propte ik de hostie oneerbiedig snel naar binnen, voelde wat in mijn mondhoeken bewaarde wijn langs mijn lippen lopen, en boog beschaamd mijn hoofd.
Eenmaal weer op mijn plek voelde ik de alcohol tot in mijn haarvaten doorwerken. Het was alsof de contouren van mijn lichaam zich van binnenuit verdichtten, alsof mijn omtrek met een dikke lijn werd aangezet. Ik kreeg het er warm van. Ook het brood liet mij niet onberoerd. Het is ongelooflijk, maar mijn hele spijsvertering kwam op gang. Het begon te pruttelen en rommelen in me, en ineens voelde ik wat een honger ik had. Wat er vanbinnen gebeurde was voor mij in ieder geval heel fysiologisch verklaarbaar: ik drink al een tijdje geen alcohol meer en had op het moment van de inname, vanwege mijn dagelijkse vasten, al vijftien uur niets meer gegeten. Dus alles kwam onvervalst binnen.
De katholieke kerkgangster naast mij (oh wat zong ze sopraanmooi de Latijnse tekst uit haar hoofd mee) zou waarschijnlijk een andere (meta-fysische) verklaring geven: namelijk dat mijn gevoel van ‘gedaantewisseling’ precies de katholieke leer van de transsubstantiatie weerspiegelt, of die misschien zelfs bewijst. Het gaat hier om het geloof dat brood en wijn tijdens de rituelen van de eucharistieviering veranderen in het lichaam en bloed van Christus, en dat je als mens, door het eten en drinken daarvan, deelgenoot wordt aan het goddelijk mysterie. Twee hele verschillende verklaringen. Of toch niet?

Meer info
3,90
Zichzelf begrijpen. Reflecties rond intentie en oorzakelijkheid naar aanleiding van een ziekteverlof met implicaties voor de begeleidingskunde

Zichzelf begrijpen. Reflecties rond intentie en oorzakelijkheid naar aanleiding van een ziekteverlof met implicaties voor de begeleidingskunde

Naar aanleiding van de programmatische opdracht tot vormgeving van de masteropleiding Begeleidingskunde én naar aanleiding een persoonlijke ervaring van systeemverstrikking doordenkt de auteur het zelf-verstaan vanuit een combinatie van vier elkaar aanvullende en elkaar nuancerende vragen, die elk een eigen werkelijkheidsopvatting en wetenschapsfilosofie met zich mee brengen:

1. Wat zie ik en kan ik als ik de situatie opvat als een oorzakelijk mechaniek dat hapert?
2. Welke inzichten ontstaan als ik de situatie begrijp als een markt met zijn onoverzichtelijke complexiteit van elkaar wederzijds beïnvloedende factoren?
3. Wat hoor en versta ik als ik mij door de situatie laat aanspreken als ware het een verhaal dat iets te zeggen heeft?
4. Wat gebeurt er met mij als ik de situatie toelaat als een melodie of een gedicht met een eigen sfeer en zin?

De eerste twee vragen blijken aangrijpingspunten tot handelen en ondernemende actie, terwijl de laatste twee eerder aansporen tot luisteren, loslaten, overgave en zingeving. De auteur beargumenteert dat begeleidingskundigen een rol hebben in het ondersteunen van professionals om elk van de vier invalshoeken toe te laten in de uitoefening van hun werk en in hun zelf-verstaan binnen dat werk. Het boek ‘Pleidooi voor interpretatie’ van Theo de Boer vormt bij dit alles de kapstok voor het betoog.

Drievoudige aanleiding
Het initiatief om de vraag naar het zelf-verstaan tot onderwerp te maken van een artikel is ontstaan vanuit een drievoudige aanleiding: een toevallige, een programmatische en een persoonlijke. De toevalligheid bestaat daarin dat ik enkele maanden geleden in een leenen ruilboekenkastje een werk van de filosoof Theo de Boer tegenkwam onder de titel Pleidooi voor interpretatie (1997). Ik kende die publicatie van hem nog niet en was er direct door aangesproken. De uitgewerkte stelling in dat boek vindt haar kortste samenvatting in de titel ervan. De auteur pleit er voor om in de beoefening van de menswetenschappen voluit ruimte te maken voor een interpretatieve, hermeneutisch-fenomenologische benadering van vraagstukken. Hij beargumenteert de noodzaak van een eigenstandige en (minimaal) gelijkwaardige plaats van deze wetenschapsbenadering naast de tot nu toe dominante empirisch-analytische invalshoek met zijn nomothetische ideaal van kennis en kennisaccumulatie.

Meer info
3,90