De Canadese filosoof Joseph Carens vroeg zich af: 'Wat zijn de meest gehoorde argumenten tegen immigratie en hoe verhouden die zich tot onze eigen politieke principes van burgerschap?' Ik herhaal Carens gedachte-experiment, zij het in versimpelde vorm en toegepast op vluchtelingen, om te zien waar ons dat brengt. Mijn conclusie is: als we trouw zouden zijn aan onze eigen liberale principes, zou dit tot de verplichting leiden om onze grenzen verder open te zetten dan we nu doen. De vraag moet niet zijn hoe we vluchtelingen buiten de deur houden, maar hoe we goed met vluchtelingen om kunnen gaan.
Inleiding
Soms versterkt immigratie de manier waarop mensen denken over burgerschap, soms ontregelt immigratie ons burgerschapsbegrip. Burgers zijn normaliter degenen die bij 'ons' horen, die het recht hebben op gelijke behandeling en nog veel meer, en voor wier welzijn de overheid verantwoordelijkheid draagt. Niet-burgers zijn de anderen voor wie dat allemaal niet geldt. Soms krijgt de niet-burger een menselijk gezicht. Dat ontregelt en dan kan de niet-burger omarmd worden als eigenlijk toch wel één van ons. Dat overkwam Mauro Manuel, die als minderjarige alleenstaande asielzoeker naar Nederland kwam en die in 2011 uiteindelijk mocht blijven op grond van een studievisum. Zelfs een economische migrant, toch een heel stuk minder zielig dan een vluchteling of in de ogen van velen eigenlijk helemaal niet zielig, kan omarmd worden als iemand die eigenlijk toch wel het recht heeft om hier te verblijven. Dat gebeurde in een inmiddels behoorlijk ver verleden - we spreken over de jaren 1990 -met de illegale Turkse kleermaker Zekeriya Gümü§. Zijn verzoek om te mogen blijven werd gesteund door buurtbewoners, burgemeesters en zelfs een deel van de Tweede Kamer. Hij kreeg overigens uiteindelijk geen verblijfsvergunning.
Nieuwsbrief Waardenwerk Digitaal
Schrijf u in voor de nieuwsbrief van Waardenwerk Digitaal en blijf op de hoogte!