2020
We leven in een tijd van verregaande kwantificatie: managers hebben Key Performance Indicators, kinderen hebben een ideale groeien ontwikkelcurve, fitboys en -girls hebben een zo laag mogelijke hartslag in ruste. Op deze manier houden wij bij of we de norm halen, of we normaal zijn, of dat we onszelf aan moeten sporen iets beter ons best te doen.
De toename van kwantificering is deels toe te schrijven aan de invoering van de computer: deze kan immers snel veel data vastleggen, bewerken, en verspreiden. Het door computers omzetten van informatie in kwantificeerbare data wordt ook wel dataficatie genoemd.
Waarden zijn geen abstracties. De kern van waardenwerk is dat de waarden die in werk besloten liggen zich tonen in wat het werk tot stand brengt en de manier van werken zelf.
Waarbij werk hier breed is opgevat als betaald en onbetaald productief, scheppend handelen. Veel werk in die zin richt zich op ‘het goede’ willen doen, zowel voor jezelf, de ander als de wereld. De mate waarin en de manier waarop waardenrealisatie plaats vindt, wordt ondersteund door reflectie en is verbonden met het werkproces zelf en de omgang met het materiaal, omstandigheden en invloeden. Waardenwerk moet je doen. Het is alleen niet altijd gemakkelijk om te bepalen wat het goede of het juiste is in de betreffende situatie. Er is altijd sprake van
strijdigheid van waarden en van complexiteit, moerassigheid Zowel door het onderzoeken van de waarden die met elkaar in strijd zijn als door het blootstellen aan of het binnenlaten van (de gevolgen van) deze interferenties, kan duidelijk worden wat ons in ethisch en moreel opzicht te doen staat. Ook bij ecologisch waardenwerk is dit alles aan de orde. Immers, goed ecologisch handelen gaat om een inzet voor een juist geacht doel: de zorgzaamheid voor ecologische systemen. Ecologisch waardenwerk heeft dan ook een sterk zoekend karakter: wat is, gegeven de genoemde strijdigheid en interferenties hier het goede, het juiste om te doen?
Ik formuleerde eerder twee basisrichtingen voor ecologisch waardenwerk: bijdragen aan het tegengaan van ecologische teloorgang en aan herstel van ecologische systemen (Van der Vet, 2019).
In the aftermath of the Club of Rome report on The Limits to Growth, and other initiatives raising the alarms on the sustainability of human development, many organizations have been created all around the world and are now active in different ways to address the manifold challenges we face. The proclamation of the Sustainable Development Goals and the Paris Agreement in 2015 has made politically correct the inclusion of sustainability issues in the agendas of governments and corporations. All this has created a space for thinking and acting towards sustainability, which has some characteristics of a market: many actors are competing in it for scarce resources (attention and funding) provided by a small number of key players (governments, businesses, philanthropists, media). This of course is a tragic paradox: in such competition, there are high risks that the selection criteria will be consistent with our current practices, including linear thinking, rather than open to completely new possibilities. In a way we apply to the survival of humanity the same rules of the framework that has created the problem in the first place.
Het eerlijk onder ogen zien van de huidige ecologische noodtoestand daagt uit tot kritische reflecties op de tradities waarin wij zijn opgevoed en opgegroeid. Een voorbeeld daarvan is de radicalisering van het humanisme die Harry Kunneman in het licht van de ecologische noodtoestand bepleit.1 En ook in de serie rond ecologisch waardenwerk in dit tijdschrift, nemen kritische reflecties op als vanzelfsprekend geldende tradities een belangrijke plaats in.
Maar, ik ben ook opgeleid en opgevoed in de traditie van de exacte natuurwetenschappen. En, als jonge leraar wis- en natuurkunde heb ik op mijn beurt jonge mensen in die traditie ingeleid. Daarom voel ik mij uitgedaagd om ook de traditie van de exacte natuurwetenschappen aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. In mijn promotieonderzoek kwam ik al tot de conclusie, dat de exacte disciplines (inclusief de op hen gebaseerde technologie) ‘met huid en haar’ betrokken zijn bij het promoten van de mens- en natuurbeelden die de weg hebben bereid voor de huidige ecologische problemen.
In 2016 promoveerde Bart van Rosmalen bij Ruud Kaulingfreks en Harry Kunneman op het proefschrift ‘Muzische Professionalisering- publieke waarden in professioneel handelen’. Daarin komt een eigentijdse uitleg van de mythe van de muzen naar voren rondom de kernbegrippen vertellen, spelen, maken en delen. In plaats van ‘over’ de muzen te schrijven zoals in zijn proefschrift is van Rosmalen recent begonnen met brieven ‘aan’ de muzen te schrijven. Voor het symposium ontstond de volgende tekst.
Het lichaam als ingang naar het leven en naar zingeving
Terwijl ik (eerste auteur Babet te Winkel) humanistiek aan de Universiteit voor Humanistiek studeerde, maakte ik in mijn persoonlijke leven verlieservaringen mee en bevond ik mij in een land van rouw. Deze verlieservaringen hebben mijn focus in de studie beïnvloed.
Ik ging op zoek naar een antwoord op de vraag naar de betekenis van de dood – maar dit bleek een vraag die zich niet laat beantwoorden. Toch vraagt de (confrontatie met de) dood wel om een reactie. Voor mij bleek een reactie vanuit het hoofd onvoldoende. De zoektocht naar een omgang met de dood heeft mij geleid naar het onderwerp van mijn afstudeeronderzoek: lichamelijkheid. Bij het terugvinden van een weg van de dood naar het leven bleek het lichaam een belangrijke rol te spelen.
Gambarotta is geboren in 1968 en dat betekent dat hij de Argentijnse militaire dictatuur als jonge jongen en tiener heeft meegemaakt.
Zijn vader was lid van de linkse guerrillabeweging Montoneros en is met zijn gezin in 1977 naar Europa gevlucht. Zes jaar woonden ze in Engeland en als gevolg daarvan is Martín Gambarotta zo goed als tweetalig.
Erotiek is grens
Georges Bataille’s (1897-1962) denken heeft in de laatste decennia een steeds bredere receptie gevonden. In deze receptie − van literatuurwetenschappen, kunstgeschiedenis, politieke theorie tot filosofie en theologie − kan men een hardnekkige tendens ontwaren Bataille’s leven en werk te beschrijven als een van de uitnemendste voorbeelden van het streven naar compromisloze vormen van transgressie en exces die de twintigste eeuw zou hebben voortgebracht. Een ieder echter die de moeite neemt deze teksten, in al hun tastende kwetsbaarheid, serieus te lezen en naar het probleem te zoeken dat ze trachten te formuleren, ontdekt spoedig dat deze receptie op een misverstand berust.
Begin jaren ‘90 toen ik net was afgestudeerd van de kunstacademie zei een van mijn vrienden: elke kunstenaar heeft een specifieke interesse die ze polijst. Het laatste jaar had ik gewoond en gewerkt op het Engelse platteland, los van alles wat me bepaalde, bij wijze van free id zone, vrijplaats, om de constructie van identiteit te bevragen. Ik kwam terug met een vraag die ik verder wilde onderzoeken. In hoeverre vormen we zelf de wortels van onze gevangenschap?
In 1956 publiceerde William H Whyte The Organization Man, een boek dat onmiddellijk een bestseller werd en nog steeds een van de meest verkochte managementboeken aller tijden is. Het was een controversieel boek dat de gemoederen aardig verhitte. De eerste zin geeft al zijn inzet: ‘This book is about the organization man…They are not the workers, nor are they the white collar people. These people only work for The Organization. The ones I am talking about belong to it as well. They are the ones…who have left home, spiritually as well as physically, to take the wows of organization life…(2002:3) Volgens de auteur is er een gevaarlijk proces aan de gang met de opkomst van mensen die geloven in de organisatie en zich er in hoge mate aan committeren in plaats van alleen er maar voor te werken.
Biodiversiteit en klimaat hebben baat bij een wereldwijde herintroductie van de institutionele organisatie van de commons of de meent. Bovendien bieden nieuwe, digitaal georganiseerde en beheerde commons ecologisch en sociaaleconomisch interessante mogelijkheden voor bijvoorbeeld de vergaande ontkoppeling van de manufactuur van de uitstoot van broeikasgassen.
Dit vereist wel een herziening van de institutionele kaders, om te beginnen bij de notie van eigendom.
Op de dag dat de boekhandel mij het bericht stuurt dat het boek ‘De ontsnapping van de natuur’ van Oudman en Piersma (een uitgave van Atheneum te Amsterdam) opgehaald kan worden, hoor ik op het nieuws het sprekende bericht dat het bedrijf Galapagos NV één van de grootste stijgers op de beurs is geweest het afgelopen jaar. Het is inmiddels een miljardenbedrijf.
Hoewel de internetpagina van de onderneming het niet vermeldt, is er niet veel verbeelding voor nodig om te veronderstellen dat deze farmaciereus, die vooral onderzoek doet naar eiwitstructuren op celniveau (DNA, RNA), met zijn naam wil suggereren dat het een bijdrage levert aan de (versnelling) van de evolutie via genetisch onderzoek. Zoals de Galapagoseilanden voor Darwin een omgeving vormden om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de soorten, zo is dit bedrijf een plaats waar via wetenschappelijke kennis de ontwikkeling van de soorten verder gebracht kan worden.
In dit artikel wordt ingegaan op een manier van onderzoeken van de praktijk van kunstenaars en ontwerpers waarbij het werken vanuit hun perspectief en het behalen van voor hen bruikbare resultaten de leidraden vormen. Wat gebeurt er in onderzoek als de ‘onderzochten’ het onderzoek mede uitvoeren en bepalen? En wat levert het op?
Op zondag 31 maart 2019 werd de populaire rapper Nipsey Hussle doodgeschoten voor zijn kledingwinkel in Crenshaw, een wijk in het zuiden van Los Angeles. Eerder op de dag had hij een korte woordenwisseling gehad met een bekende, die later was teruggekeerd om Nipsey neer te schieten. Op de plek van de moord werd meteen een provisorisch altaartje ingericht dat in een paar uur uitgroeide tot een zee van kaarsen, foto’s en ballonnen. Honderden mensen uit de buurt kwamen bij elkaar om Nipsey te herdenken.
De volgende avond ontstond er een opstootje tijdens de impromptu herdenking. Mensen liepen elkaar onder de voet nadat ze schoten hadden gehoord, of nadat er een vechtpartij uit was gebroken in de menigte. Wat er precies was gebeurd bleef onduidelijk. ‘Er was sprake van massale paniek en chaos’, vertelde een politiewoordvoerder van de LAPD aan de gretig toegesnelde nieuwsreporters
Het interpreteren, aanbrengen, dan wel ontwerpen van tatoeages moet gezien worden als primair een persoonsvormende, rituele, religieuze dan wel spirituele praktijk, waarin identiteitsvorming en betekenisgeving centraal staan. Binnen de krijgsmacht zijn geestelijk verzorgers de specialisten op het gebied van existentiële begeleiding en spirituele zorg. Veel militairen dragen tatoeages. Daarom horen aandacht voor het ontwerp, de betekenis en het zetten van tatoeages thuis in de levensbegeleiding van militairen door geestelijk verzorgers
Anish Kapoor creëert een eigen orde in het Millennium Park in Chicago. Het kunstwerk is heel nadrukkelijk aanwezig in een speelse omgeving, waarin meerdere objecten van beroemde kunstenaars aandacht opeisen. Met elkaar organiseren ze een ruimte waar mensenelkaar, de kunstwerken en de stad Chicago op een nieuwe manier ontmoeten. Cloud Gate is een grote boonvormige ‘poort’ van gepolijst metaal, die de omgeving spiegelt.
Mensen kunnen eronder doorlopen en daar wordt het lachspiegel-effect versterkt. Het is een plek waar mensen zich vrij voelen gekke bekken te trekken, rare houdingen aan te nemen en met elkaar in de lach te schieten over de effecten daarvan. Cloud Gate is een officieel kunstwerk dat een informele cultuur schept. De omgeving maakt mee het kunstwerk dat er door de weerspiegelingen steeds anders uitziet.
U herinnert zich misschien nog wel het reclamespotje van SIRE tegen drankmisbruik waarin de partner tegen zijn of haar lief wanhopig zegt: ‘We waren zo gelukkig samen!’.
En dan de donderende voice-over die waarschuwt: ‘Drank. Maakt meer kapot dan je lief is!’. Al jaren broed ik op een vergelijkbaar spotje over onze managerial state: ‘We waren zo betrokken!’. En dan het verwijt van de dondergod: ‘Management. Maakt meer kapot dan je lief is!’. Het doet welhaast onopgemerkt een aanslag op de democratie door politieke conflicten en sociale vraagstukken te herleiden tot aangelegenheden die met techno-managerial dispositives kunnen worden opgelost.
Vijf gedichten - Anouk Saleming