‘Wat is dit voor ruimte?’, vroeg W. aan mij, en liet me, terwijl hij de toelichtende tekst met zijn rechterhand afdekte, een foto zien uit het NRC van 15 september jl. Ik keek eens goed. Het leek me een soort kelder, of misschien een ondergrondse ruimte, met achterin deuren naar een nog donkerder deel. Het deed me vanwege al dat hout ook denken aan het vooronder van een boot, een wat benauwde plek. Maar er was gek genoeg ook licht, dat van boven kwam en in krullen langs de muren en over de vloer danste, ongeveer zoals de zon in het bewegende water kan schijnen. En dan waren er nog de onleesbare teksten op de vloer die iets geheimzinnigs opriepen. Ik had eigenlijk geen idee.
W. legde de krant open voor me neer. Het bleek een foto van het binnenwerk van een cello te zijn. De fotograaf, Charles Brooks, die zelf ook lang concertcellist was geweest, vertelde hoe hij tijdens de werkeloze coronaperiode was gaan experimenteren met sondecamera’s in muziekinstrumenten. Soms maakte hij wel 800 foto’s van één interieur, telkens het brandpunt van de camera iets verschuivend, om vervolgens van elke foto het scherpe deel eruit te lichten en al die beelden samen te voegen tot één volledig beeld. Het ging hem om het verhaal, zei hij. Om via een inkijkje in het binnenwerk van een instrument, met al zijn sporen van ongelukjes, het stof dat zich daar had verzameld en de handtekeningen die de restaurateurs er achterlieten, het leven van het instrument te kunnen optekenen.