Een boom is van het hele plantenrijk wel de indrukwekkendste verschijning, vooral als het een grote en oude boom betreft: een eik, beuk, es, iep, linde of kastanje. Ook wij, moderne mensen, kunnen nog met bewondering naar zo’n boom opkijken en zijn geneigd de oudste en grootste als monumenten te beschermen. Een volwassen boom kan zeer omvangrijk worden en wordt bovendien veel ouder dan een mens, enkele eeuwen is niet uitzonderlijk en sommige (uitheemse) soorten halen zelfs ruim twee millennia. In de geschiedenis van de mensheid is een boom waarschijnlijk het kosmisch symbool bij uitstek geweest: een imposant wezen dat wortelt in de aarde en met zijn kruin naar de hemel reikt.
De laatste tijd worden opvallend veel boeken gepubliceerd over bomen en bos en lijkt er dus sprake te zijn van een hernieuwde belangstelling. Dat kan erop wijzen dat men zich bewust wordt van hun grote betekenis voor het menselijk welzijn en dat een wereld zonder bos en bomen onherbergzaam en onleefbaar zou zijn. Van bomen en bos is ontdekt dat ze veel kunnen absorberen van de enorme hoeveelheid aan CO² die onze maatschappij uitstoot en men beseft ook dat de wereldwijde ontbossing de klimaatverstoring waarmee ieder te maken krijgt nog verergert. Het is dan ook geen toeval dat de boom het logo is geworden van de groene beweging en dat het aanplanten van bomen een daad is die bij uitstek de bezorgdheid kan uitdrukken van mensen met betrekking tot de toekomst van de aarde. Ik vermoed dat liefde voor bomen een indicator is van de mate waarin iemand zich verbonden voelt met de planeet en de natuur. Het lijkt me wenselijk dat zich een nieuwe alliantie zou ontwikkelen tussen mens en boom, vele eeuwen nadat de archaïsche symbiose tussen mens en boom verloren is gegaan. Want in het voorchristelijke Europa stonden bomen in hoog aanzien; het zijn helaas de joden en christenen geweest die de levensboom hebben gekapt en wier god de wereld heeft ontheiligd.