Als jeugdprofessional wilde ik altijd graag van betekenis zijn, het verschil maken, mensen verder helpen. Dit zijn misschien goede intenties maar zorgen er mede voor dat ik mezelf wel erg belangrijk maak, bijna onmisbaar. Ik werd hiermee geconfronteerd toen ik van baan wisselde en ik afscheid moest nemen van de gezinnen en jongeren. Dit vond ik een moeilijk en confronterend proces, waar ik soms nog steeds last van kan hebben. Ik besefte me dat ze afhankelijk van mijn hulp waren geworden. Op het moment dat ik kwam werken bij WIJ Groningen hoorde ik van het beleid en van de kanteling die we als professionals moeten gaan maken. Ik hoorde over het belang van het activeren van de leefwereld, het aanspreken van netwerken, de regie bij het gezin en het inzetten op meer duurzamere hulp. Dit sprak mij aan en lag in het verlengde van wat ik ten diepste had ervaren. In de praktijk zag ik dit echter weinig gebeuren en ik merkte bij mijzelf dat ik dit zelf ook moeilijk handen en voeten kon geven. De praktijk van de professional lijkt voornamelijk achter het bureau plaats te vinden. De dag is grotendeels gevuld met administratieve taken en werkprocessen, in combinatie met een overvolle caseload en hoge werkdruk. Ik kwam in gezinnen terecht waarvan ik in een korte tijd de zoveelste casemanager was. Bij deze gezinnen waren veel andere hulpverleners betrokken met ieder zijn eigen werkwijze. Ik zag gezinnen verzanden in een woud van hulpverleners en zag bij hen de onzekerheid, het gevoel van falen, afhankelijkheid en kwetsbaarheid toenemen. Door dit alles groeide bij mij het besef dat er een verandering nodig is. Niet alleen ik zag / zie dat er iets aan de hand is in de wereld van sociale hulpverlening ook anderen signaleren dit.