Op al die plaatsen waar mensen met mensen werken, krijgt dat gestalte in een doorgaande stroom van interacties. Niet alleen via de woorden, maar ook via de stem, de ogen, in het handelen en via de materiele omgeving waarin dat handelen plaatsvindt, ontstaan pre-reflectieve betekeniservaringen in een ononderbroken voortgang. Een belangrijk deel daarvan heeft betrekking op de ervaren kwaliteit van het onderlinge contact en de sfeer waarin dat gestalte krijgt. In dit artikel beschrijven we hoe we deze gevoelde ervaringen, die in hun verschijnen veelal woordeloos zijn, onderzoekbaar kunnen maken. We presenteren de methode van het fenomenologisch schrijven als een manier om de gevoelskwaliteit van de interacties tussen mensen te onderzoeken en daarmee meer in het bereik van het bewuste handelen te trekken. Een beknopt voorbeeld uit het onderzoekswerk van Elianne de Kat (2024) kan duidelijk maken waar het ons om gaat.
Een begeleidingskundige is gevraagd om binnen een ziekenhuis een Verpleegkundig AdviesRaad te begeleiden in het verder vormgeven en professionaliseren van haar rol. Deze Raad is in het leven geroepen naar aanleiding van wetgeving die ziekenhuizen verplicht om de inspraak en (mede)zeggenschap van de verpleegkundige beroepsgroep te versterken. De betreffende raad in dit ziekenhuis functioneert inmiddels een aantal jaren, maar het verloop van de leden is hoog en de tevredenheid over de betekenis van de eigen bijdrage aan het beleid is laag. Vandaar de vraag om begeleiding.
Ter oriëntatie woont de begeleidingskundige een vergadering van de raad bij waar de tweede helft van de bijeenkomst de bestuurder zal aanschuiven. Een paar fragmenten uit de veldnotities die deze begeleidingskundige achteraf maakt, tonen het volgende beeld:
“Het is bijna 11.00 uur. Zo dadelijk zal de voorzitter van de Raad van Bestuur komen. We zitten in een bedompte ruimte zonder ramen. We zijn om half negen begonnen. De sfeer was hartelijk; er werden verhalen gedeeld en eerlijke vragen aan elkaar gesteld. Om 9.00 uur kwam geruisloos een dame binnen. Ze ging achter in de ruimte zitten. Met haar laptop op schoot begon ze te typen. Niemand die iets zei of vroeg. Ik vraag mij de hele bijeenkomst af wie zij is en wat ze komt doen. Inmiddels, na zo tweeënhalf uur vergaderingen begin ik moeite te krijgen om mijn aandacht erbij te houden. Ik geeuw achter mijn hand en ga nog eens verzitten op mijn stoel. Stipt om 11.00 uur komt de voorzitter van de RvB binnen. Ze wordt welkom geheten. Ik schuif mijn stoel voor haar naar voren om te zorgen dat ze goed achter me langs kan lopen. Ze neemt plaats zonder iets te zeggen. Ook zoek ik oogcontact, maar ze lijkt geen oog voor mij te hebben. Zonder iets te zeggen zet ze haar Ipad neer en pakt de agenda erbij. Ik vraag me af of ze doorheeft dat ik er ben? Ik kijk de kring rond en zie de VAR-leden een gereserveerde, afwachtende houding aannemen. Ik merk ongemak in mijn lichaam. Ik ga verzitten op mijn stoel en vraag me af welke houding ik nu het beste aan kan nemen. Ik voel me niet gezien en dat raakt me. Worden de VAR-leden wel gezien? Functioneel en zonder enige emotie worden de agendapunten afgehandeld. Ik haak af en voel de neiging om iets anders te gaan doen.”
Bij waardenwerk gaat het om werk dat deugt en deugd doet. Hoe kunnen we in dat licht naar het bovenstaande voorbeeld kijken? De begeleidingskundige staat voor de opgave om deze oriënterende ervaring van betekenis te laten zijn, productief te maken, in het vervolg van het begeleidingstraject. Haar eerste stap is de bovenstaande uitwerking in een korte veldnotitie. Eigenlijk geeft dat al verheldering voor het aanvankelijk vagere gevoel van vervreemding en eenzaamheid. De schriftelijke verwoording zorgt ervoor dat de opgedane ervaringen serieus worden genomen. Ook roept de verwerking de interesse op om de ervaringen interacties nog diepgaander te onderzoeken. Wat gebeurde hier nou? Wat gebeurde hier nou met mij in de interactie met de anderen? Dit eerste reflectieve onderzoekje roept het nog weinig ingevulde besef op dat deze situatie wel eens precies zou kunnen aangeven waar het in het hele vraagstuk om gaat. Is mijn eigen neiging tot afhaken tijdens het overleg niet een parallel van het hoge verloop van leden van de Raad, zo vraagt de begeleidingskundige zich af. Zij maakt ruimte in haar persoonlijke agenda voor een verdiepend fenomenologische onderzoek naar dit (als exemplarisch verondersteld) moment.