Mijn herinnering aan het jaar 2020 staat niet alleen in het teken van pijn die samenhing met de komst van Covid-19, maar wordt ook bepaald door pijn die verbonden was met het heengaan van Frans Vosman. Hij is overleden in de zomer van dat jaar, op 10 juni. Het is voor mij alsof het rouwen over hem de vorm aannam van een almaar voortgaand innerlijk gesprek met hem. Zorgethiek was een van de onderwerpen op de agenda van deze bijzondere vorm van contact. Ik was eraan gewend geraakt hem daar veel vragen over te kunnen stellen. Die gingen vaak over het – of zijn – gebruik van het begrip zorgethiek. Nog steeds blijft de betekenis van dat begrip mij intrigeren. Helaas zal zijn aandeel in onze uitwisseling nu vooral gestalte moeten krijgen via mijn herinneringen aan onze gesprekken en via zijn geschriften.
Ik werkte als humanistisch geestelijk verzorger in een ziekenhuis toen ik in 2013 aan het avontuur van de master Zorgethiek en Beleid begon aan de Universiteit voor Humanistiek. In 1995 was ik daar al afgestudeerd als humanistica, bijna 20 jaar later was ik er opnieuw student.
Ik wilde leren hoe ik in mijn functie zou kunnen bijdragen aan het leveren van goede zorg. Ethiek in het algemeen, en zorgethiek viel daar in mijn ogen onder, associeerde ik met het maken en beoordelen van keuzes in het handelen. Ik veronderstelde dat het bestaan van enige keuzevrijheid noodzakelijk was om in mijn handelen te kunnen kiezen voor een zorgethische werkwijze. Tegelijkertijd had ik al wel gemerkt dat handelingsvrijheid er niet zomaar was in het ziekenhuis en vandaar mijn motivatie voor nu juist die combinatie van aandacht voor Zorgethiek én Beleid in de master.