Corien Prins is zo’n vijf jaar voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), een belangrijk adviesorgaan van de regering en het parlement. Al veel langer is zij hoogleraar informatietechnologie en recht bij de Universiteit van Tilburg. In 2017 bracht de WRR het rapport ‘Weten is nog geen doen’ uit dat in brede kring als een ‘wake-up call’ is ervaren. Het rapport legt uit dat niet alleen miljoenen laaggeletterden moeite hebben om zich te handhaven in contacten met een gedigitaliseerde overheid, die veel verantwoordelijkheden bij de burger legt. Ook in een veel grotere groep (met middelbare en hoge opleiding) kan bij ziekte of tegenslag het administratieve ‘doenvermogen’ aangetast raken en dat kan ernstige gevolgen (zoals hoge boetes) hebben. Zeker van mensen die op uitkeringen, toelagen of voorzieningen zijn aangewezen, wordt een digitale alertheid vereist, die hun spankracht te boven gaat. De WRR bepleit een realistische inschatting en dito beleidsmaatregelen, tegen de eenzijdige jubelverhalen over de zegeningen van de informatiesamenleving in. Op dit moment werkt de WRR aan een vervolgverhaal over ‘Onzekerheid en onbehagen’: wat kunnen overheid en maatschappelijke organisaties daaraan – praktisch gezien – doen? We spreken ter voorbereiding van de bijdrage van Prins op de zomerconferentie van Samen Recht Vinden op 22, 23 en 24 juni in Middelburg, waarin de nabije toekomst van de rechtsstaat-van-onderop (vanuit het burgerperspectief) centraal staat. Prins herinnert zich een recente confrontatie met een grote uitvoeringsorganisatie; zij adviseerde een erkende asielzoeker bij diens aanvraag: ‘Dan voel je – via zo iemand die niet ervaren is in de Nederlandse bureaucratie – hoe lastig het is om niet in het verkeerde hokje te belanden of daar weer uit te komen. En ik merkte dat de “informatiehuishouding” heel rigide was en dat de met uitvoering belaste ambtenaren zich als het ware afschermden met een beroep op het door de organisatie gehanteerde systeem. Ik heb echt heel erg mijn best moeten doen om uiteindelijk met iemand persoonlijk de zaak te bespreken. Als ik – met veel ervaring en kennis – dat al zo moeilijk blijkt te vinden, hoe moet het dan zijn voor al die miljoenen met minder opleiding en vaardigheden? Binnenkort moet ik een lezing houden voor zo’n uitvoerings-organisatie.