Het concept geestelijke weerbaarheid behandelen we in dit artikel vanuit diverse invalshoeken wetenschappelijk, levensbeschouwelijk, politiek en praktisch. Vaak wordt vergeten dat dit concept in de humanistische traditie in Nederland al veel langer gebruikt wordt én niet alleen in de individualistische opvatting, maar juist ook in de collectieve betekenis. In onze historische bijdrage onderzoeken we de oorsprong en inhoud van geestelijke weerbaarheid in het pacifisme (christen-anarchistisch en humanistisch) in het begin van de twintigste eeuw. Hedendaagse filosofen van humanistische huize zijn in hun opvattingen over weerbaarheid zeer beïnvloed door met name Jaap van Praag (1911-1981), de zogenaamde vader van het georganiseerde humanisme in Nederland.1 In het tweede deel van onze bijdrage behandelen we de betekenis van geestelijke weerbaarheid in de publicaties van Jaap van Praag in de periode 1945- 1970. We sluiten af met de conclusie dat in de bestudeerde periode geestelijke weerbaarheid vooral in een collectivistische zin werd gebruikt en dat naar onze mening de huidige individualistische betekenis het concept heeft verarmd