Als dit artikel het daglicht ziet, is een nieuwe regering in Nederland van start gegaan. Die regering staat voor een veelvoud aan uitdagingen die er zich hebben opgestapeld tijdens het bewind van Neerlands langst zittende premier. De immigratie, de huisvesting, stikstof en de klimaatcrisis zijn een prioriteit, eerlijke kansen om een goed bestaan op te bouwen, bestaanszekerheid, verbeterkracht van het ambtelijk apparaat, maar ook het gebrek aan personeel voor voldoende (ouderen)zorg zijn dat evenzeer. En voor dat laatste onderwerp geldt dat bezuinigingen in de sector vooralsnog doorgaan. Er komen nog mondjesmaat wat verpleeghuisplekken bij, maar het nieuwe kabinet moet de knopen over de uitgaven in de ouderenzorg doorhakken. Het personeel raakt ‘op’. En dat terwijl bij de Europese Verkiezingen op 6 juni jl. Nederlanders aan de opiniepeilers vertelden dat zij gezondheid(szorg) als een prioriteit beschouwen. De mantelzorger staat straks steeds meer alleen in zijn opgave om zijn of haar zieke partner te verzorgen. En dat terwijl er steeds meer mantelzorgers bijkomen die niet zijn opgewassen tegen hun zware zorgtaken. Alleen iemand in een zeer vergevorderd stadium van dementie komt nog voor een verpleeghuisplek in aanmerking. En steeds dringender klinkt daar ook een schreeuw van aandacht voor mensen die zeggen zich eenzaam te voelen. De samenleving vereenzaamt. Aan gemeenten en welzijnssector de schone taak om hier verbetering te brengen. Laten we inzoomen op de vraag of de manier waarop we eenzaamheid aanpakken, zoals we dat nu doen, zinvol is. Of is het dweilen met de kraan open?
De Rijksoverheid heeft een speciaal programma om eenzaamheid te adresseren – maar voor de uitvoering zijn gemeenten aan zet. Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 primair verantwoordelijk voor het vormgeven van een aanpak tegen eenzaamheid. Zij kunnen als regisseur een lokale coalitie tegen eenzaamheid vormen, samen met bedrijven, ondernemers, burgers en maatschappelijke organisaties. Vaak zie je dus dat lokale organisaties zoals welzijnsorganisaties, samen met anderen de spil vormen van de aanpak van eenzaamheid.
Er gebeuren gelukkig heel veel mooie dingen op het gebied van welzijn en in het bijzonder met betrekking tot de aanpak van eenzaamheid. Er zijn buurtcentra en loketten waar mensen terecht kunnen voor een laagdrempelig bakje koffie, en waar zij – niet toevallig ook terecht kunnen met vragen over zaken die knellen. Steeds vaker zijn dat vraagstukken die de grenzen van de zelfredzaamheid en eenzaamheid betreff en. Ook lopen mensen tegen de ingewikkelde manier van communiceren van de overheid aan. Vaak zie je dat een sociaal werker/raadsvrouw wèl antwoord krijgt van een instelling – waar de inwoner bot vangt. Om voorzieningen aan te vragen moet je geduld hebben. Je krijgt zelden direct antwoord. Je moet goed kunnen omgaan met digitalisering. Wachtwoorden onthouden en apps downloaden- of je daar nu principieel mee instemt of niet. En het is, daarnaast, via het welzijnswerk mogelijk om andere mensen te ontmoeten. Ons land is vergeven van leuke bijeenkomsten, cursussen hoe leuker te leven, workshops om fit te blijven, doelgroepen die koken voor buurtgenoten. Vaak snijdt het mes van twee kanten en worden statushouders bij activiteiten betrokken. Vrijwilligers worden ingezet indien mensen niet meer alles zelf kunnen, zodat beiden – vrijwilliger èn hulpvrager- een ‘iets kleiner’ eenzaamheidsvraagstuk ervaren.
De vraagt dringt zich niettemin op of het bieden van een aanbod iets doet met betrekking tot een steeds pregnanter aanwezige vraag: het aantal mensen dat zegt zich eenzaam te voelen groeit gestaag.