Mensen die seksueel misbruikt zijn, willen daar doorgaans niet over vertellen, en mensen die het geluk hebben dat ze daar geen ervaringen mee hebben, willen er vaak niet over horen. Die zwijgcultuur blijkt moeilijk te doorbreken. Dat heeft enerzijds te maken met de dwang tot geheimhouding die door daders wordt uitgeoefend, met de schaamte die eraan kleeft, maar ook met de onwil van de maatschappelijke omgeving om te erkennen dat dit kwaad plaatsvindt. Die omgeving wil vaak helemaal niet weten dat dit in hun directe leefomgeving zou kunnen gebeuren, want deze waarheid tast het fundamentele gevoel van veiligheid aan. Volgens psychologe Janoff-Bulman (1992) hanteren mensen een aantal basisaannames die ons helpen om zich staande te houden in het leven. De goedwillendheid van de wereld is één van die aannames die mensen hardnekkig gebruiken tegen verhalen over seksueel misbruik, zelfs als dit ten koste van de waarheid gaat. Met als gevolg dat veel mensen die seksueel misbruikt zijn de traumatiserende ervaring kennen dat hun verhaal op ongeloof stuit of zelfs op omkering: ‘victim blaming’. Gelukkig zijn er schrijvers die dit ongehoorde verhaal wel durven te vertellen. Manon Uphoff is zo’n schrijver. In haar roman Vallen is als vliegen (2019) vertelt een schrijfster waarom het voor haar noodzakelijk is om het verhaal over seksueel misbruik te vertellen. Wie deze roman (her)leest, ziet dat er, naast de esthetische waarde van dit literaire werk, ook een morele waarde op het spel staat. De zwijgcultuur die rondom ‘deze plek der moeite’ gegroeid en gecultiveerd is, moet doorbroken worden om mensen die seksueel misbruik hebben meegemaakt de kans te geven om betekenis te geven aan hun ervaringen.