Hans Boutellier was tot voor kort werkzaam als directeur van het Utrechtse Verwey-Jonkerinstituut, dat veel praktijkgericht onderzoek doet in het sociale domein en in het justitiële veld. Hij is nu nog hoogleraar ‘polarisatie en veerkracht’ aan de VU en is – zo blijkt ook in dit gesprek – volop actief als auteur en spreker. We hebben het vooral over de vraag hoe mensen en organisaties goed kunnen samenwerken, maar ook over de vraag welke stappen nodig zijn om de democratische rechtsstaat als verbindende kracht in de komende jaren concreet gestalte te geven. In zijn laatste boek ‘Het Nieuwe Westen’ (2021) onderzoekt Boutellier de vraag wat ‘ons’ als zeer diverse en massaal geseculariseerde individuen nog kan binden. Zijn er nog verdedigbare ‘westerse waarden’? Hij komt tot de slotsom dat eigenlijk alleen het concept van de ‘democratische rechtsstaat’ nog soelaas zou kunnen bieden. Hij schrijft daar onder meer het volgende over:
‘De rechtsstaat is geen louter juridische aangelegenheid; het is de grondslag voor westers samenleven. Niet als superieur stelsel met universele aanspraken, maar als vertrekpunt voor een praktijk die zich voor iedereen moet waarmaken. Het is gecodificeerde ervaringskennis over het omgaan met conflicten en tegenstellingen. Deze moet onderhouden worden, steeds opnieuw geformuleerd en begrepen binnen de actuele omstandigheden. De legitimiteit van de liberale democratische rechtsstaat staat of valt met de inbedding ervan in de sociale orde. Hij behoeft aankleding om vitaal te kunnen zijn (p. 139)’.