Redactioneel Waardenwerk 97

Redactioneel Waardenwerk 97

Productgroep Waardenwerk 2024 97
Gratis

Omschrijving

Voorafgaand aan het overzicht van de boeiende bijdragen aan dit zomernummer, wil ik kort aandacht besteden aan de vernieuwing van de maatschappijkritische traditie, die in mijn ogen hard nodig is. Die traditie vormt een belangrijke bron van inspiratie en oriëntatie voor het denken over waardenwerk en het waar maken daarvan in de praktijk. In het licht van de onderlinge verstrengeling van grote sociaaleconomische ongelijkheid, snel groeiend populisme, geopolitieke destabilisering en vooral ook de verdrongen ecologische rampspoed, lijkt het oriënterende vermogen van die traditie af te nemen. Dat wil ik (ultrakort) toelichten aan de hand van een aantal belangrijke metaforen die de afgelopen eeuwen binnen het maatschappijkritische denken zijn gebruikt om de kernproblemen van moderne samenlevingen te duiden. 
Ik begin bij de klassieke metafoor van de ‘vervreemding’, die Marx in aansluiting bij Hegel in zijn vroege werk gebruikte. Het werk van arbeiders en het resultaat daarvan staan in zijn ogen als een vreemde, door het kapitalisme toegeëigende macht tegenover hen, zodat hun werk en de opbrengst daarvan niet als resultaat van hun eigen handelen ervaren kunnen worden. Max Weber vestigt vervolgens de aandacht op de gevolgen van voortgaande bureaucratisering. Die dreigt uit te monden in ‘opsluiting in stalen huizen van horigheid’. Jürgen Habermas gebruikt in de jaren tachtig van de vorige eeuw de metafoor van de ‘kolonisering van de leefwereld’, om het overheersen van het communicatieve handelen door de logica van economische en bestuurlijke systemen te duiden. Hartmut Rosa tenslotte spreekt over het belang van ‘resonantie-ervaringen’ en het verdringen daarvan door voortgaande ‘versnelling’ en de daarmee verbonden ‘razende stilstand’. In het licht van de grote vragen van onze tijd, valt op dat in deze kritische metaforen steeds de ervaringen en het welvaren van mensen centraal staan. Het leven en het welvaren van andere levensvormen komt nauwelijks aan de orde. In het werk van Marx, Weber en Habermas is dat evident, maar ook in het denken van Hartmut Rosa is deze blikvernauwing zichtbaar. Zoals duidelijk naar voren komt uit zijn artikel in het vorige nummer van Waardenwerk, neemt de natuur een belangrijke plaats in binnen zijn resonantietheorie. Maar de waarde van ‘de natuur’ lijkt bij hem uiteindelijk te berusten op het feit dat die ons iets te zeggen heeft. Hij berust op het feit dat ‘de natuur’ voor mensen een wezenlijke en onontbeerlijke bron van resonantie vormt. Het feit dat de eigen stem van de natuur inmiddels door voortgaande modernisering en instrumentalisering dreigt te verstommen, verschijnt kortom vooral als een ramp voor ons. Het lot van andere levensvormen en de enorme betekenis van al het werk dat zij doen, lijken geen rol te spelen.

Dat lijkt mij een belangrijke beperking. Het leven, werken en welvaren van mensen is onlosmakelijk verbonden met het leven, werken en welvaren van talloze andere levensvormen met wie wij samenleven en van wie wij in cruciale opzichten af hankelijk zijn. Die verstrengeling en verknoping hebben ingrijpende consequenties voor de kritische maatschappijtheorie. Het idee dat ‘de maatschappij’ of ‘de samenleving’ alleen door mensen gevormd wordt is in het licht van die verknoping een grove simplificatie. De maatschappij moet in mijn ogen gezien worden als een samenstelsel van de netwerken die alle levensvormen op aarde met elkaar vormen. Voor een hedendaagse maatschappijkritiek (!) zijn daarom andere metaforen en andere grondbegrippen nodig, waarin deze biotische verwevenheid het uitgangspunt vormt.

Samen met Donna Haraway is Bruno Latour een van de belangrijkste hedendaagse filosofen die deze verwevenheid in zijn kritische analyses centraal stelt. Volgens Latour hebben moderne maatschappijen zich tot op grote hoogte losgemaakt van de Aarde die hen draagt en bereiken zij inmiddels de grenzen van de destructieve ontwikkeling die daarmee verbonden is. Daarom staan wij voor de uitdaging om die ontwikkeling om te buigen en te ‘landen op aarde’, om daar een nieuwe, coöperatieve verhouding te ontwikkelen met alle levensvormen die bijdragen aan de instandhouding van de leef baarheid van de planeet.
De metafoor van het ‘landen op Aarde’ is een belangrijke stap in de goede richting, omdat Latour daarmee een direct verband legt tussen ons eigen leven en werken en dat van andere levensvormen. Bovendien wijst deze metafoor naar een alternatief voor het ingeburgerde containerbegrip ‘natuur’. Daarin worden de ‘dode’ en de ‘levende’ natuur op één hoop gegooid en verdwijnt de cruciale rol uit beeld die talloze concurrerend-samenwerkende levensvormen spelen bij het realiseren en stabiliseren van levensvriendelijke fysieke en klimatologische condities op deze planeet. Die rol staat centraal in het begrip Aarde. Hij begrijpt de Aarde als een ‘kritische zone’ van enkele kilometers dik, waarin al het leven op aarde geconcentreerd is en waarin al het biotische werk wordt verricht dat de planeet leef baar houdt, zoals het op peil houden van het zuurstofgehalte van de atmosfeer, het in stand houden van een vruchtbare bodem en het gaande houden van een aantal onontbeerlijke, leven-dragende kringlopen, zoals de stikstof kringloop.