Wie is de onuitzetbare, en waar is hij of zij? Ze is de illegaal die wacht op uitzetting maar die niet uitgezet kan worden, degene dus die uitzetklaar is en daartoe beschikbaar wordt gehouden in vreemdelingendetentie, maar tegelijkertijd onuitzetbaar is. In dit artikel wil ik een voorzichtige bepaling geven van de menselijke, juridische en politieke status van de onuitzetbare in termen van menselijke waardigheid en burgerschap. In samenhang daarmee bespreek ik de status of aard van het detentiecentrum. De centrale vraag waar het me om te doen is, luidt: wat betekent het om onuitzetbaar te zijn en te zijn gedetineerd in vreemdelingenbewaring? Het gaat me daarbij allereerst om een analyse van de kwestie, en niet zozeer om een oplossing. En daarbij neem ik niet een moreel of ethisch, maar een politiek-filosofisch perspectief in. Doel is namelijk te laten zien dat de situatie van onuitzetbaren verwijst naar een principiële en onophefbare politieke spanning tussen twee normatieve principes, namelijk die tussen enerzijds universele mensenrechten en anderzijds nationale soevereiniteit, het principe waarop de moderne natiestaat is gebaseerd. Ik laat me daarbij inspireren door Hannah Arendts analyse in 1951 van het lot van statelozen in het interbellum; (2) een situatie die, zo wil ik betogen, verontrustend veel lijkt op die van onuitzetbare illegalen nu. Hoewel deze analyse veel is becommentarieerd, is opvallend genoeg tot nu toe onopgemerkt gebleven dat Arendt hier expliciet ingaat op de kwestie van onuitzetbaarheid. (3)
Nieuwsbrief Waardenwerk Digitaal
Schrijf u in voor de nieuwsbrief van Waardenwerk Digitaal en blijf op de hoogte!