De typische tuin in Nederland is netjes aangeharkt. Dat heeft te maken met de vele dicht op elkaar staande woningen met een tuin. Een aangeharkte tuin geeft namelijk het signaal: hier wonen sociaal aangepaste mensen. Wie daar niet in meegaat, plaatst zich buiten de groep. Dit staat wild tuinieren in de weg. Door het duidelijk inkaderen van wilde stukken is een onderscheid te creëren tussen slecht onderhouden en ‘natuurlijk bedoelde’ tuinen.
Tuinen kunnen veel betekenen als habitat voor plant en dier – als ze wilder worden gehouden. Blaadjes kunnen hiervoor blijven liggen; stengels van uitgebloeide planten kunnen blijven staan; het gazon kan minder vaak worden gemaaid. Egels vinden dan makkelijker schuilplekken, hommels laven zich aan inheemse bloemen, vogels komen dankzij zaadjes aan verdroogde stengels de winter door. De teugels wat laten vieren scheelt de tuinbezitter ook tijd. Het mes snijdt dus aan twee kanten. Toch is de typische tuin in Nederland niet wild, eerder netjes en overzichtelijk. Dit betekent vooral dat er dingen níet zijn. Niet al te grote bomen en ook geen rimboe, oftewel dicht opeenstaande hoge struiken en bomen. Geen onkruid tussen de stenen of het grind. Geen afgevallen takken en bladeren en ook geen uitgebloeide en verdorde planten. Geen onkruid en mos in het gazon. Wat steekt hierachter? Hebben de meeste Nederlanders een ingeboren voorkeur voor geordend, strak, schoon – en offeren ze daar hun tijd en een tuin waar wat gebeurt aan op – of is hier wat anders aan de hand? Dit laatste is goed mogelijk. Een tuin is namelijk niet alleen iets individueels, maar ook een bij uitstek voor anderen zichtbaar bezit. Voor in het oog springende zaken zoals de voor de deur geparkeerde auto (Sexton en Sexton 2014) en zelfs de vensterbank aan de straatzijde (Stengs 2014) weten we dat groepsgedrag een belangrijke rol speelt. Zou dat ook opgaan voor de tuin?