2010
Ik heb altijd veel sympathie en bewondering gehad voor mijn voormalige kamergenoot Nasr Abu Zayd.
Laat ik eerst iets over mijn bewondering zeggen. Ik ontmoette Nasr in de zomer van 2004 in Leiden. Wij zouden samen in het minorprogramma een paar colleges geven over de relatie tussen islam en humanisme. Ik zocht hem op in zijn instituut in Leiden om de inhoud van onze colleges door te spreken. Ik wist dat hij een enorme reputatie had opgebouwd en het was voor mij een eer om met hem samen te werken. Hij begon meteen te vertellen over zijn ideeën wat betreft de collegereeks en hij luisterde aandachtig toen ik hem vertelde over mijn ideeën.
Als een sprookje begint de roman der Zauberberg van Thomas Mann: 'Die Geschichte Hans Castorps, die wir erzahlen wollen (...) ist sehr lange her, (...)' (Mann 1967, 5). De titel Der Zauberberg verwijst dan ook naar een sprookjesmotief waarbij een mens meent enkele dagen in een feeenrijk door te brengen, maar bij terugkomst in de mensenwereld jarenlang blijkt te zijn weggeweest. Der Zauberberg is echter geen sprookje, of een ongemakkelijk sprookje; de titel verwijst ook naar heksensabbat, nacht op de kale berg, Walpurgisnacht, een droomwereld waarin orde en discipline niet bestaan, waarin redelijkheid het aflegt tegen barbarij.
Onderwijsmodellen waarin de student als persoon wordt aangesproken zijn niet vanzelfsprekend in een academische context. Op de Universiteit voor Humanistiek (UvH) heeft academische vorming een bijzondere uitwerking en zouden dergelijke modellen juist kunnen bijdragen aan het onderscheidende karakter van het onderwijs. In dit artikel worden drie modellen met een verschillende academische staat van dienst met elkaar vergeleken en bekeken op hun merites voor de UvH-opleiding: de theorie over het dialogische zelf, psychodrama en het kernreflectiemodel. Deze modellen stimuleren op verschillende wijzen leerprocessen die de persoon van de student betreffen en recht doen aan de meerstemmigheid in het handelen als toekomstige normatieve professional.
Dit is een geredigeerde en geautoriseerde weergave van de discussie die op 8 november 2009 in Felix Meritus te Amsterdam heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de uitgave van de bundel artikelen van Jürgen Habermas getiteld Geloven en weten (Boom 2009). Onder voorzitterschap van Harry Kunneman (hoogleraar sociale en politieke theorie aan de Universiteit voor Humanistiek) namen de volgende personen deel aan deze discussie: Job Cohen in de functie van burgemeester van Amsterdam, Paul Scheffer (bijzonder hoogleraar grootstedelijke problematiek aan Universiteit van Amsterdam), Frits Bolkestein (voormalig Eurocommissaris), Beate Roessler (hoogleraar ethiek aan de Universiteit van Amsterdam) en Désirée Verweij (hoogleraar militaire ethiek aan de Nederlandse Defensie Academie te Breda en bijzonder hoogleraar Normatieve en beleidsmatige dilemma's van multilaterale vredesoperaties aan de Radboud Universiteit Nijmegen).
Wat de samenvatting en reconstructie van Pierre Bourdieu's habitustheorie betreft, zal ik het kort houden. Want dit onderdeel van zijn werk wordt sinds lang breed gerecipieerd en behoort tot het best onderzochte.1 In plaats daarvan wil ik mij concentreren op de kritiek die uitgeoefend is op zijn habi-tustheorie, in het bijzonder de kritiek van Jacques Rancière.2 Ik zal afsluiten met een, van de namen Bourdieu en Rancière los te koppelen bespreking van wat het mogelijkerwijs impliceert als men een habitus onderzoekt.
Not everything that counts can be counted, and not everything that can be counted counts.
Albert Einstein
In dit artikel wordt gereageerd op de landelijke richtlijn 'Detecteren behoefte psychosociale zorg'. De auteur zet haar vraagtekens bij het functioneren van deze richtlijn. Haar doel is te laten zien wat er in het gedrang komt wanneer er te weinig honorering bestaat voor andere vormen van zorg voor kwaliteit van leven bij patiënten. Haar bezorgdheid gaat met name uit naar de verliezen die een sterk functioneel gedachte aansturing met zich mee dreigen te brengen. Wanneer men zorgverleners wil ondersteunen bij het geven van integrale zorg voor kwaliteit van leven, zoals de richtlijn dat wil, dan vraagt dat om een aanvulling vanuit een zorgethische invalshoek.
In Douwe van Houten verliest de Universiteit voor Humanistiek haar 'bouwdecaan' - of eigenlijk bouwrector - en een eigenzinnig wetenschapper. Douwe begon op 1 februari 1989 als waarnemend rector aan de UvH, een tijdelijke functie die op 31 december 1989 zou eindigen. Al snel werd duidelijk dat Douwe zodanige capaciteiten had op het gebied van onderwijs, onderzoek en de organisatie daarvan, dat een continuering van zijn aanstelling voor de UvH van groot belang was. Hij heeft de functie van rector in totaal vijf jaar bekleed. Hij is ruim 21 jaar verbonden geweest aan de UvH. Tot op het laatst is hij zich betrokken blijven voelen bij zijn universiteit.
Op maandag 5 juli 2010, vlak voor zijn 67ste verjaardag en rond de datum dat zijn feestelijke afscheid was gepland, is prof.dr. Nasr Abu Zayd, hoogleraar Humanisme en Islam aan de Universiteit voor Humanistiek, overleden. Nasr Abu Zayd was al een vermaard Korangeleerde toen hij bij de Universiteit voor Humanistiek betrokken raakte. In 1995 vluchtte hij, bedreigd door extremistische moslims, uit zijn geboorteland Egypte naar Nederland, samen met zijn echtgenote Ebtehal Younes. Per 1 september 2002 werd hij aan de Universiteit voor Humanistiek benoemd als bijzonder hoogleraar Humanisme en Islam op de Ibn Rushd-wisselleerstoel vanwege de Stichting Socrates. Een jaar later was de kennismaking wederzijds al zo goed bevallen, dat zijn hoogleraarschap aan de Universiteit voor Humanistiek een vast karakter kreeg en werd uitgebreid.
Zonder overdrijving kan Jürgen Habermas als de grootste humanistische denker van onze tijd worden aangemerkt. Voor dat oordeel pleiten de volgende overwegingen. In de eerste plaats wordt zijn werk door en door gemotiveerd door humane waarden. Zelfs een oppervlakkige bestudering van zijn werk maakt duidelijk hoe diep zijn respect is voor persoonlijke autonomie en voor de onvervangbare waarde en betekenis van ieder menselijk wezen. In de tweede plaats toont zijn werk een niet te schokken vertrouwen in het menselijke vermogen om te leren en ons inzicht in de wereld waarin wij leven en in onszelf te verdiepen, door middel van kritische argumentatie en rationele discussie. In directe samenhang daarmee toont zijn werk in de derde plaats een hartstochtelijke betrokkenheid op het belang van democratische grondrechten en op de ontwikkeling van post-nationale, wereldomvattende vormen van democratisch beraad, gebaseerd op de erkenning van universele mensenrechten. In de vierde plaats toont zijn werk een standvastige betrokkenheid op sociale rechtvaardigheid en een scherp zicht op de spanning tussen een democratische maatschappelijke orde aan de ene kant en de interne dynamiek van de kapitalistisch georganiseerde wereldmarkt aan de andere kant.
Publicitair goed begeleid ontstond er in 'Nederland-euthanasieland' in 2010 weer commotie: het burgerinitiatief Uit Vrije Wil verzamelde handtekeningen om een kamerdebat over 'euthanasie bij voltooid leven' af te dwingen en de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillige Levenseinde kondigde onderzoek naar de mogelijkheid van een 'levenseindekliniek' aan. Bij de keuzes rond het levenseinde staan er voor iedere wilsbekwame Nederlandse burger een aantal mogelijkheden open. De mate waarin het individu bij die keuze ook zélf de regie kan (blijven) voeren en zelf kan beschikken, verschilt. Sommige keuzes brengen een grotere afhankelijkheid van derden met zich mee. Andere keuzes geschieden geheel onder eigen regie. Tijd voor een kritische blik. Hoe is het gesteld met de eigen regie?
Alhoewel het filosofische oeuvre van Habermas in principe in 1981 is afgesloten met zijn discourstheoretische fundering van de waarheid, de moraal en het recht, betekent dat nog niet dat hij is opgehouden met schrijven of, erger nog, dat hij is blijven schrijven maar niets meer heeft toe te voegen en dus beter had kunnen zwijgen. De publicatie van een Nederlandse vertaling van teksten uit de laatste decade onder de titel Geloven en weten bewijst het tegendeel. Frédéric Vandenberghe legt uit waarom.
Anne-Mei The, Verlossers naast God. Dokters en euthanasie in Nederland. Amsterdam: Thoeris, 2009. ISBN 978 90 7221 989 3.
In Verlossers naast God behandelt Anne-Mei The de ontstaansgeschiedenis van de euthanasiewet en de daarop volgende ontwikkeling. Dat doet ze vooral door middel van interviews met oudere artsen. Zij wil hen nu aan het woord laten, omdat ze indertijd in geringe mate hebben deelgenomen aan het publieke debat rond de wetgeving. In elf hoofdstukken laat The chronologisch zien hoe de euthanasiepraktijk zich in de afgelopen zestig jaar heeft ontwikkeld. Door het boek heen klinkt steeds door hoe artsen hun verleden en heden verbinden. Ook lees je hoe hun handelen, beleving en doordenking steeds samengaan.
Niels Roeien is majoor bij de Koninklijke Landmacht. In 2008 diende hij in Uruzgan als Plaatsvervangend commandant van een groep van 155 mannen van het 42e Brigade Verkenningseskadron uit Oirschot. In Uruz-gan voerden zij verkenningspatrouilles uit. Over zijn ervaringen op uitzending schreef hij een boek: 'Soldaat in Uruzgan'. Roe-len wordt geïnterviewd door Patrick Vlug naar aanleiding van dit boek en zijn media-optreden in Knevel en van den Brink op 10 juni 2009. Roelen is zesendertig jaar oud, is getrouwd en heeft twee kinderen van 5 en 8 jaar oud.
Tien voordelen van de vijfurige werkdag
Wijst een spiritueel perspectief de weg naar 'een land waar vrouwen willen wonen'?
Vincent Duindam
Joke Kool Smit hield vaak een pleidooi voor de evenwichtige combinatie van allerlei rollen: arbeid, zorg, studie, ontspanning, etc. Je kunt ook zeggen: zij was voorstander van de harmonieuze afwisseling van diverse activiteiten en identiteiten. De meest heldere en aansprekende formulering hiervan vind je in haar 'TIEN VOORDELEN VAN DE 5-URIGE WERKDAG', (zie kader). Deze tekst, slechts 141 woorden, scheef Joke Kool Smit exact 30 jaar geleden voor een affiche van de actiegroep Man-Vrouw-Maatschappij. Haar visie is nu weer actueler dan ooit: minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid roept iedereen op, vrouwen en mannen, om meer betaalde arbeid te verrichten. De 40-urige werkweek zou weer opnieuw de norm moeten worden.
De laatste decennia van de vorige eeuw waren er groepsreizen naar voormalig Nederlands-Indië en Zuid-Korea. Momenteel zien we een toename van reizen naar Papua Nieuw- Guinea, Libanon en voormalig Joegoslavië. Soms worden deze reizen gecombineerd met het uitvoeren van humanitaire projecten. Zo wordt gezamenlijk een schoolgebouw in Bosnië-Herzego-vina gerenoveerd, worden studiebeurzen verstrekt aan studenten in Zuid-Korea of krijgt een weeshuis in Libanon financiële ondersteuning. Over het algemeen komt men terug met verhalen over de positieve effecten van dergelijke reizen. Hierdoor nieuwsgierig geworden, heeft de auteur contact gelegd met veteranen van de stichting Weerzien met Libanon. Zij organiseerden eind 2009 twee reizen naar Libanon in samenwerking met het Veteraneninstituut en De Basis.
Huisartsen trachten persoonlijke, continue en integrale zorg te verlenen. Integrale zorg wil zeggen aandacht voor het fysieke, psychische, sociale en spirituele domein. Huisartsen nemen behalve de strikt medisch-biologische benadering ook nadrukkelijk sociale en welzijnsaspecten mee in hun overwegingen rondom de patiënt. Nog zeer wijdverbreid is echter het standpunt dat de huisarts alle taken zelf op zich neemt en deskundige is op alle terreinen.1 Maar het leveren van een continue, integrale, persoonlijke zorg is niet haalbaar door één persoon. Voor het goed overzien van alle dimensies op niet alleen fysiek terrein, maar ook op sociaal, psychisch en spiritueel/existentieel vlak is nauwe samenwerking in teamverband noodzakelijk. Door het ontbreken hiervan blijkt het in de praktijk vrijwel onmogelijk om buiten het medisch model te treden. Kennelijk biedt het medische model houvast in een tijd waarin op het sociale en spirituele terreinweinig zekerheden over zijn. Van integrale zorg waar de hele mens centraal staat, is zo geen sprake. Dokter en patiënt houden hierbij elkaar in een houdgreep. Het zou aan te bevelen zijn om hier een andere weg in te slaan.