2017
Harry Kunneman (2013a, b) heeft recentelijk het concept amor complexitatis geïntroduceerd. Deze intrigerende woordcombinatie houdt de gemoederen bezig, ook het mijne. De uitdaging om complexiteit te omarmen of om zich er op zijn minst mee te engageren (vgl. Bakker & Montesano Montessori, 2016) verloopt niet zonder slag of stoot. Er wordt als het ware gemorreld aan het zelfstandig naamwoord van het concept: van amor complexita-tis naar passio complexitatis (Van der Zande, 2016). Ook het bijvoeglijk naamwoord moet het bij wijze van spreken ontgelden: van amor complexitatis naar amor mundi (Zuurmond, 2016). Tot slot roept ook de verbinding tussen de beide naamwoorden vragen op (De Jonge, 2016). In dit artikel zoek ik vanuit een deugd-ethisch perspectief toenadering tot dit concept, dat tegelijkertijd aantrekt en afstoot. De deugdethiek is immers een benadering die ook binnen de traditie van de normatieve professionalisering een plek heeft verworven (Van den Bersselaar, 2009) en vruchtbaar is gemaakt voor uiteenlopende professionele praktijken, bijvoorbeeld sociaal werk (Banks & Gallagher, 2009; De Jonge, 2013). En in het genoemde concept gaat het om de zoektocht naar een adequate (ver)houding, namelijk ten opzichte van complexiteit.
'De conservatieven beginnen met teleurstelling, de progressieven eindigen met teleurstelling, allen lijden aan de tijd, en daarin stemmen ze overeen’, aldus de Duitse socioloog Niklas Luhmann. Ik moest hieraan denken bij de enige tijd geleden in de bioscopen heruitgebrachte film Blade Runner - The Final Cut, zoals regisseur Ridley Scott die in 1982 (!) voor ogen had. Destijds stonden we versteld van de toekomstvisioenen in Blade Runner - vuil, vuig en vervallen was de wereld geworden, de natuur weggevaagd, altijd regen. En de mens? Tot nul gereduceerd, nooit alleen, altijd eenzaam. Dat toekomstbeeld was vaardig geconstrueerd - maar (voorlopig) volledig naast de werkelijkheid. Toch, deze film is uitgewerkt als apocalyptisch visioen, maar is daarmee niet achterhaald. Hij herrijst in de re-issue met een visie op het wezen van de mens. Wat bepaalt die mens, wat onderscheidt hem van de levensechte replicants? Het antwoord: zijn vermogen tot herinneringen - die maken de mens tot mens. En elk shot gaat daarover.
In de Nederlandse langdurige zorg- en welzijnssector zijn inclusie en participatie de laatste twee decennia toonaangevende begrippen. Mensen met een verstandelijke of psychiatrische beperking dienen niet langer verplicht in de maatschappelijke marge te verkeren, maar zouden op basis van gelijkheid en gelijkwaardigheid deel moeten kunnen uitmaken van de hoofdstroom van onze samenleving (Ministerie van WVC, 1993; RMO, 2002; RVZ, 2002; Taskforce Vermaatschappelijking, 2002; Tweede Kamer, 1995). Deze drastische, idealistische én praktische transformatie van ons langdurige zorg en welzijnssector kreeg in 2015 een legislatieve basis, door middel van vier wetten: de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wet langdurige zorg, de Participatiewet en de Jeugdwet.
In deze bijdrage wordt een theoretische verkenning gedaan naar de waarde en betekenis van relationeel zorg geven in de forensische psychiatrie. Relatiegericht zorg geven binnen de context van de forensische psychiatrie kan mogelijk een bijdrage leveren aan het succes van de behandeling. Het probeert het draai-deureffect te voorkomen doordat de behandeling op geleide van de relatie met de patiënt wordt ingericht. Dit leidt onder meer tot het vrijwillig houden van contact na afsluiting van de formele behandeling. Dat is een nieuw paradigma in de huidige forensische zorg(keten) in Nederland. Analyse van literatuur aangaande deze relationele benadering gaven de theoretische uitgangspunten onder de herinrichting van een bestaande forensische praktijk.
‘Fritzen wil naar het carnaval'. Margot moet mee' - zo staat op een tekening die een dame met dementie gemaakt heeft. Ze bezocht een begeleide groep voor mensen met dementie in Wiesbaden. Als beeldend kunstenaar heb ik een aantal maanden met haar en de andere gasten van deze groep kunstzinnig gewerkt.
Het is de traditie in deze begeleide groep, de mensen, die daar elke week meerdere uren doorbrengen, gasten te noemen. Daarmee wordt het voornemen een gastvrije cultuur te creëren tot uitdrukking gebracht. Ook ik voelde mezelf een gast in deze, al lange tijd bestaande, groep met haar in de loop der tijd ingeslopen rituelen en gewoontes. Het kunstzinnige werken bracht iets nieuws, iets dat niet te voorzien is en eveneens onrust brengt in de over lange tijd gegroeide, vertrouwde alledaagse structuur. Tafels moesten verplaatst worden. De gastengroep deelde zich op in degenen die wilden deelnemen aan het schilderen, en zij die liever samen met de vrijwilligers gingen wandelen. Er moest een goed evenwicht gevonden worden tussen de in de groepsroutine ingeslopen vaste structuren enerzijds en de veranderingen, die ik noodzakelijk achtte om voor de schilderende groepsleden een eigen, en wel unieke ruimte te scheppen. Wat is hiervoor nodig? In elk geval geen verstoringen van buitenaf en rust tijdens het schilderen.
Dit is een bewerkte versie van de tekst van mijn lezing tijdens het symposium over de expositie Heelmeesters in november 2016, Universiteit voor Humanistiek, Utrecht.
De tentoonstelling Heelmeesters is - ik citeer - 'een platform voor zowel kunstenaars als de Heelmeesters. In een tijd waarin zowel kunst als gezondheidszorg onder druk staan is dit project positief en inspirerend. De interpretaties van de kunstenaars kunnen aanzetten tot andere inzichten op dilemma's binnen de heelkunde'1 In ons werk als Utrechtse zorgethici zoeken we ook naar inzichten en wel een heel specifiek soort inzicht. We vragen ons namelijk af wat goede zorg is. We zijn niet zo geïnteresseerd in algemene uitspraken, maar meer in het goede dat betrekking heeft op een bepaalde plek of situatie. We beginnen onze zoektocht naar dat goede meestal bij het herkaderen van wat we denken dat het probleem is. Het nauwkeurig bevragen en, indien nodig, herkaderen van het probleem (of 'concern' waar we ook wel van spreken) is een belangrijke stap in ons werk. De zorgethiek kun je beschouwen als een ruimte die wordt benut om te 'ontkaderen' en weer te 'herkaderen'.
In het themadeel 'Kunst en Zorg(ethiek) zijn twee bijdragen opgenomen gebaseerd op lezingen gehouden door Frans Vosman en Merel Visse op het Heelmeesters symposium 'Ethiek en Esthetiek' in november 2016. Een derde bijdrage is van de hand van de Duitse kunstenaar, linguist en dementie onderzoeker Oliver Schultz. Deze auteurs behandelen elk op eigen manier de betekenis die kunst kan hebben voor de gezondheidszorg, met name vanuit ethisch, maar hierbij vanzelf ook vanuit esthetisch perspectief.
Het kunstproject 'Heelmeesters' georganiseerd door 'De Kunst van het Ondernemen' is een initiatief, waarbij 16 professionele kunstenaars en 16 'Heelmeesters' in gesprek zijn gegaan. De 'Heelmeester' is een deskundige werkzaam op het gebied van de gezondheidszorg in de brede zin van het woord. Dit kan een organisatie, arts, zorginstelling, maatschap, of iemand op beleidsniveau betreffen. De kunstenaar liet zich door middel van gesprekken inspireren door een Heelmeester. Vanuit de wisselwerking tussen beide partijen is een nieuw kunstwerk gemaakt door de kunstenaar, waarin de visie van de Heelmeester centraal staat. Het unieke aan dit project is dat het een platform biedt voor zowel kunstenaars als de Heelmeesters.
Eerder in dit signalement schrijft Machteld Huber (zie essay Huber en Garssen, red.) over zingeving, gezondheid en welbevinden. Zij beschrijft in haar promotie-onderzoek zes dimensies van gezondheid: lichamelijk, psychisch, sociaal/maatschappelijk, kwaliteit van leven, dagelijks functioneren en zingeving. De laatste dimensie beschrijft zij ook wel als spiritueel/existentieel. Eén van de stellingen die zij bij haar promotie verdedigde was: 'Zingeving is de sterkste, gezondheidbevorderende kracht in de mens' (Huber, 2014). In de tekst van Carlo Leget (zie essay Leget, red.) is te lezen hoe de spirituele dimensie weer een plek aan het veroveren is, ook binnen de gezondheidszorg. Het is begrijpelijk dat de ontwikkelingen in de palliatieve zorg hierin een belangrijke rol in gespeeld hebben: in de confrontatie met de (nabije) eindigheid van het leven gaan mensen op zoek naar de ultieme zin en betekenis van hun leven.
In dit essay ga ik in op enkele vooronderstellingen die Huber en Garssen gebruiken in hun pleidooi voor 'positieve gezondheid'. Ik beperk mij tot hun essay Relaties tussen zingeving, gezondheid en welbevinden in het ZON-MW-signalement Zingeving in zorg (2016).1 Hun artikel staat in het themagedeelte ZON-MW van dit nummer van Waardenwerk. Ik laat hier dus andere publicaties van de auteurs buiten beschouwing en ook andere bijdragen aan genoemd Signalement. Ik denk dat het artikel van Huber en Garssen ongetwijfeld met zeer goede bedoelingen is geschreven. Huber heeft sinds haar proefschrift verscheen2 een ware zegetocht gemaakt met haar idee van positieve gezondheid. Op tal van plaatsen in Nederland worden haar ideeën omarmd. We herkennen de opluchting waarvan de twee auteurs melding maken: zorgverleners die blij zijn dat het over zingeving mag gaan. Tegelijk ben ik uiterst kritisch gestemd over de idee van positieve gezondheid en ik geef daar argumenten voor, voor zover dat in dit beperkt bestek kan. Ik doe dat op essayistische wijze (en hanteer dus de zelfde literaire vorm als Huber en Garssen gebruikten) vanuit de discipline zorgethiek, opgevat als een vorm van politieke ethiek.
Dit voorjaar worden er voorafgaand aan de nationale verkiezingen op veel scholen in Nederland weer scholierenverkiezingen georganiseerd. Middels deze verkiezingen, ook wel aangeduid als schaduwverkiezingen, bieden scholen hun leerlingen de mogelijkheid zich voor te bereiden op participatie aan de officiële verkiezingen. De scholierenverkiezing is een vorm van politiek onderwijs met een lange geschiedenis in Europa. In Nederland worden scholierenverkiezingen bijvoorbeeld sinds 1963 georganiseerd. In sommige landen in Europa, waaronder Noorwegen, vormen scholierenverkiezingen een standaard onderdeel van het curriculum. Hier hebben alle bovenbouwleerlingen in het voortgezet onderwijs de mogelijkheid eens in de twee jaar te oefenen met onder andere het bepalen welke partij in hun ogen de beste visie heeft op prangende maatschappelijke vraagstukken en wenselijk beleid op dit vlak. In andere landen, waaronder Nederland, beslissen scholen zelf of zij deze activiteit willen aanbieden aan hun leerlingen.
'Zingeving' duikt steeds vaker op als thema, en wel in zeer uiteenlopende media. Zo schrijft managementgoeroe Ben Tiggelaar (2013) in een column over drie categorieën werkers: mensen die werken gewoon om geld te verdienen, mensen die werken om carrière te maken en hogerop te komen, en een derde groep die werk ziet als een roeping. Die laatste groep werkt niet voor geld of promotie, maar omdat ze het willen, het leuk vinden en erin geloven. Roeping is iets dat je niet alleen tegenkomt onder dominees, kunstenaars en leraren. Ook in een onderzoek onder schoonmakers in een ziekenhuis werden deze drie groepen gevonden. En juist de schoonmakers met een roeping hadden het gevoel dat ze naast het schoonmaken ook het leven van patiënten, bezoekers en verpleegkundigen verbeterden. Ze zijn zeer gemotiveerd en doen meer dan er van hen wordt verwacht. Tiggelaar concludeert dat het jezelf vragen stellen over je zingeving, je roeping, misschien niet alleen iets zou moeten zijn voor de zomervakantie, maar dat het misschien de kunst is om je roeping te ontdekken in het werk dat je nu doet (Tiggelaar, 2013).
Als kunst bruikbaar wordt gemaakt om de zielenroerselen van zieke en gekwetste mensen 'naar buiten' te krijgen of omdat hun gemoedsbewegingen positief beïnvloed moeten worden, bijvoorbeeld, omdat kunst troost of 'zin' moet geven, dan is kunst het volgende domein dat bruikbaar wordt gemaakt. De beleveniseconomie is blij met zo'n knieval voor bruikbaar-worden en sommige bijziende politici worden er ook vrolijk van. Wanneer de kunsten geïnstrumentaliseerd worden ('óók nuttig voor...') dan doen we ze tekort. Maar politiek ethisch zeker zo ergerlijk, zieke en kwetsbare mensen worden door die instrumentalisering van de kunsten (om namelijk hun innerlijk naar buiten te halen) ook te kort gedaan. Beter is het om na te denken of in de laat-moderniteit de kunsten de kelder kunnen zijn, waarin mensen die lijden kunnen schuilen tegen de grijpende hand van de penetrante helpers.
Het signalement 'Zingeving in zorg' van Zon-Mw is rijk aan inhoud en mooi van vormgeving. Het appel is duidelijk. De analyse zou scherper kunnen. De visie is inspirerend. De vormgeving vraagt om concretisering.
In veel landen in de wereld zijn scholen verplicht een bijdrage te leveren aan de persoonlijke en maatschappelijke vorming van hun leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs. Scholen en regeringen kunnen middels het onderwijs verschillende typen burger-schapsontwikkeling stimuleren. Verschillende onderzoekers hebben in dit kader gewezen op risico's van apolitiek burgerschapsonderwijs en op het belang van aandacht voor het politieke in burgerschapsvorming. Wat zijn hun kernpunten van kritiek en op welke manieren komen hun kritieken op apolitiek burgerschapsonderwijs en hun visies op politiek burgerschapsonderwijs overeen en/of verschillen ze? En wat houdt politiek burgerschapsonderwijs nu precies in?
Het waren met name de discussies tijdens de avondmaaltijd die mij er voor het eerst van doordrongen hoezeer de hedendaagse jeugd zich betrokken voelt bij de wereld die wij hen nalaten - en hoe weinig we ze bieden om die nalatenschap te verbeteren. Tony Judt, 2010.
Deze woorden van Judt lees en herken ik als een directe opdracht aan het onderwijs. In het bijzonder aan de school waar ik werk als docent maatschappijleer en filosofie. Wat kunnen en moeten wij als onderwijsinstelling leerlingen bieden? Hoe ondersteunen wij deze 'bij de wereld betrokken' leerlingen? Welke praktijken bieden wij hen om praktisch te ervaren en te ontdekken? Hoe helpen wij hen om zelf zorg te dragen en verantwoordelijkheid te nemen voor de wereld die hen wordt nagelaten? In mijn mailbox wacht het verzoek van Fenna1, een leerling in vwo6, om een aanbevelingsbrief te schrijven aan het University College waar zij wil gaan studeren.
1e scène, 6 november 2014, tijdens de TV-uitzen-ding van de dagelijkse latenight show PAUW1
Aan tafel zitten Tweede Kamerlid Renske Leyten, journaliste Wouke van Scherrenburg, voorzitter van omroepMAX Jan Slagter en discussieleider Jeroen Pauw. De drie gasten zijn uitgenodigd naar aanleiding van de commotie in de media over de TV-uitzending van de avond daarvoor waarin een gesprek tussen een verontruste echtgenoot van een bewoonster van een Haags verpleeghuis en staatssecretaris Van Rijn hoog opliep. Niet aan tafel zit de voorzitter van de Raad van Toezicht van het desbetreffende verpleeghuis, Heleen Dupuis. Zij zit op de eerste rij van het publiek om 'uit het debat te blijven' omdat, zoals ze uitlegt, ' het dan een welles-nietes spelletje wordt' en ze daar niet aan mee wil doen. Omdat het haar niet gaat om het gelijk (krijgen/halen), maar om het plaatsen van een perspectief naast alle andere. En ze licht dat nader toe als 'de inhoud' die centraal moet staan, in plaats van 'het politieke'.
ZonMw stimuleert onderzoek op het gebied van gezondheid en zorginnovatie. ZonMw financiert onderzoek en stimuleert het gebruik van ontwikkelde kennis. Met het signalement 'Zingeving in Zorg - de mens centraal' wil ZonMw 'het debat over zingevingsvraagstuk-ken een extra impuls geven en kennisontwikkeling stimuleren' (website ZonMw). Het signalement is een verzameling van essays, interviews en verhalen uit de praktijk van verschillende betrokkenen in de zorg. Zowel zorgverleners als patiënten, onderzoekers als initiatiefnemers komen aan het woord. Met de veelheid aan afbeeldingen tussen de teksten wordt getracht zingeving ook visueel te vatten. In dit themablok zijn twee essays uit het signalement overgenomen; om het debat over zingevingsvraagstukken een extra impuls te geven zoals ZonMw voor ogen heeft, volgen hierna twee reacties op het signalement door twee hoogleraren. Voordat ik de essays en reacties nader introduceer, allereerst een impressie van het symposium waar het signalement officieel gelanceerd wordt. Als promovenda die onderzoek doet naar zingeving en afgestudeerd is als geestelijk begeleider, reis ik enthousiast naar het Rad-boudumc waar het signalement op 18 maart 2016 officieel wordt gelanceerd.