2013
Biologisch en psychologisch onderzoek suggereren dat wij voor een flink deel worden gestuurd door automatische mechanismen. Dit artikel gaat er van uit dat de ruimte voor bewuste morele afwegingen toeneemt naarmate we meer weten over die automatische processen. Het stelt daarbij een obstakel en een hulpmiddel aan de orde. Automatische mechanismen zelf vormen een belangrijk obstakel; ik bespreek met name een van de mechanismen die ons beschermen tegen onwelkome informatie en ambivalentie, namelijk strategische onwetendheid. Het hulpmiddel bestaat uit de acceptatie, in navolging van Adam Smith, van een beeld van onszelf als sociale wezens met gemengde motieven. Tegen deze achtergrond is aandacht voor ambivalentie, ook over onszelf, een humanistische opgave.
'Ik zou graag schilderijen maken die hetzelfde soort sexappeal hebben als soulmuziek, als Aretha Franklin's swingende nummer R.E.S.P.E.C.T bijvoorbeeld', vertelt de van oorsprong Zuidafrikaanse kunstenares Marlene Dumas in Sweet Nothings, een boek met notities over haar werk. Dumas zegt dat het haar spijt dat de schilderkunst 'die haar als minnares heeft uitgekozen' mensen niet tot tranen roert. Muziek doet dat wel, boeken ook en slechte films doen het nog beter, maar schilderijen niet volgens haar. Wat is muziek precies en gaat het in muziek vooral over emoties als verdriet en ontreddering?
Cheap Thrills van Janis Joplin is het favoriete muziekalbum van Dumas, lees ik ook in Sweet Nothings. Zoals bekend was Joplin een zangeres die oprecht wilde leven en daardoor haar gevoel rücksichtslos volgde om zich volledig in de muziek te storten. Toen dezelfde Dumas echter het Prado in Madrid voor het eerst bezocht en de Pinturas negras van Francisco Goya zag, specifiek het donkere doek het Noodlot, sloeg ze haar hand voor haar mond om de duivel geen kans te geven binnen te dringen. De vier donkere schikgodinnen op dit schilderij, Atropos, Klotho, Lachesis en een onbekende vierde, waren volgens haar geen mensen maar gedrochten en niet de schreeuw van de mensheid was hier door Goya afgebeeld maar eerder de afwezigheid van God. 'Ik voelde me zo eenzaam en toch ook zo thuis, ik baadde in dit angstaanjagende, sensuele brouwsel van ritualisme en exorcisme. Ik voelde de Zigeuners, de Islam, het Christendom en Afrika, en dat alles tegelijkertijd. En toen huilde ik...' zo beschrijft Dumas haatf kennismaking met dit duistere doek. Over deze zwarte schilderijen van Goya met huiveringwekkende wezens die de menselijke levensloop uitbeelden is niet zoveel bekend. Hij schilderde ze ergens tussen 1820 en 1823 op de wanden van zijn huis in een buitenwijk van Madrid. Ze waren niet voor een bepaalde opdrachtgever of voor enig publiek bestemd, maar hij schilderde ze louter voor zichzelf in de laatste, naar het schijnt erbarmelijke fase van zijn leven.
Nog niet zo lang geleden hadden begrippen als 'emotie' en 'emotioneel' een uitgesproken negatieve bijklank. 'Emotioneel reageren' betekende dingen doen of zeggen die overdreven zijn en onverstandig en waar je later spijt van krijgt. Emoties als jaloezie, verliefdheid, angst of woede werden gezien als irrationeel en onbeheersbaar - ze slepen je mee, je bent voor korte of langere tijd jezelf niet meer. Maar die tijd lijkt voorbij. Emoties zijn slimmer dan je denkt, hoor je tegenwoordig overal. Ze weten beter wat goed voor ons is dan ons rationele verstand. Wie iets bereiken wil in het leven moet zijn emoties gebruiken, vindt Daniel Goleman in Emotional Intelligence: Why it can matter more than IQ (1995). Hij prijst daarin de emoties als intelligente strategieën op weg naar persoonlijk en maatschappelijk succes; verstandige mensen zijn emotionele mensen, volgens Goleman. Neurowetenschapper Antonio Damasio bevestigt dat aan veel praktische beslissingen emoties ten grondslag liggen en dat ze ons de goede kant uit sturen. Empirisch onderzoek toont aan dat in het menselijk brein rationele en emotionele circuits nauw samenwerken en dat beschadigingen waardoor de communicatie tussen de emotionele amygdala en de neocortex wegvalt, resulteren in een ernstige sociale handicap. (Damasio 2000) Al veel eerder werd de emotie door filosofen als Robert Solomon aanbevolen als belangrijkste zingever van het bestaan (Solomon 1976). Geen ander aspect van onze psychologie is zo belangrijk in het leven, zegt het standaardartikel 'Emotion' in de Stanford Encyclopedia of Philosophy - emoties onthullen wat echt van waarde is.
Dat emoties goed voor ons zijn en een positieve relatie onderhouden met kennis, daarover zijn emotieonderzoekers en filosofen het momenteel eens. Waar ze het niet over eens zijn is wat voor soort kennis het precies is, waar de emotie om draait. Gaat het bij emoties om waardeoordelen, om slimme 'gut feelings', om praktische intuïties, om evolutionaire modules in het brein? Wat is de functie van emoties, hoe werken ze? In dit artikel geef ik een overzicht van recente posities in het interdisciplinaire emotiedebat. Ik wijs daarbij op een verwaarloosde maar cruciale dimensie van het emotieproces, die recent weer in de aandacht kwam: de rol van de lichamelijkheid in emotie.
Onlangs verscheen in de Militaire Spectator het artikel 'Zingeving na de missie' van de hand van Erwin Kamp, coördinator geestelijke verzorging bij het Veteraneninstituut, over de omgang van veteranen met trage vragen. Vorig jaar schreef hij samen met Michaela Schok Na de missie, een concrete handleiding voor militairen, veteranen en het thuisfront om hun ervaringen tijdens de uitzending een plek te geven. Een gesprek met Erwin Kamp over hoe een abstract begrip als zingeving betekenis krijgt voor veteranen en welke invloed buitenstaanders hebben, zowel positief als negatief, op de verwerking van ervaringen van (oud-)militairen.
Sytze van der Zee (1939), geboren in Hilversum, groeide op als zoon van een NSB'er. Hij schreef daarover het boek Potgieterlaan 7 (1997). Daarna publiceerde hij onder meer Zuidwal (2003), een verlag van de opsporing van de seriemoordenaar Koos Hertogs, en Anatomie van een seriemoordenaar (2006), een portret van de Groningse seriemoordenaar Willem van Eijk. Ook is hij auteur van Voor Führer Volk en Vaderland, een werk over de SS in Nederland en van Vogelvrij, over de jacht op Joodse onderduikers. Eerder was hij werkzaam als journalist, en als hoofdredacteur van Het Parool.
In de jaren '90 heeft Martha Nussbaum in samenwerking met anderen een lijst van menselijke ontwikkelingsmogelijkheden opgesteld en verdedigd die de noodzakelijke voorwaarden voor menselijke ontplooiing omvat. Deze zeer invloedrijke capabilities benadering heeft ervoor gezorgd dat kwesties van mondiale ontwikkeling en rechtvaardigheid, vooral rechtvaardigheid voor vrouwen, op de filosofische en politieke agenda zijn gezet. Bovendien maken veel internationale NGO's en instituties, inclusief het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties, inmiddels gebruik van deze benadering. Ondanks alle onmiskenbaar goede bedoelingen die eraan ten grondslag liggen verdient deze benadering een kritischere filosofische blik dan tot nu toe het geval is geweest. In mijn essay zal ik ingaan op enkele fundamentele problemen met Nussbaums filosofische kader. Ik zal laten zien dat Nussbaums opvatting van de menselijke natuur nog steeds (impliciet) cartesiaans is, en meer in het bijzonder, dat haar opvatting van de rede achterhaald is. Dit roept vragen op met betrekking tot de kwestie van universele waarden, waarvan Nussbaum de mogelijkheid verdedigt door te verwijzen naar het vermogen van de rede.
Technologische risico's roepen vaak verhitte, emotionele debatten op. Recente voorbeelden in Nederland zijn CO2-opslag onder een woonwijk in Barendrecht en inenting tegen baarmoederhalskanker bij jonge meisjes. Vaak resulteren deze debatten in polarisaties tussen voor- en tegenstanders. De voorstanders zijn doorgaans experts die hameren op objectieve, rationele methoden. De tegenstanders zijn vaak leken, waarvan wordt gezegd dat ze emotioneel en slecht geïnformeerd zijn. In mijn onderzoek beargumenteer ik dat emoties juist een cruciale rol in debatten over risicovolle technologieën zouden moeten spelen, aangezien ze ons op belangrijke morele waarden kunnen wijzen die in een puur wetenschappelijke benadering van technologie onvoldoende aan de orde komen. In dit artikel zal ik in vogelvlucht de meest belangrijke inzichten uit mijn onderzoek de revue laten passeren.
Cliënten die aangeven niet meer te willen leven, worden door hulpverleners doorgaans als zieke patiënten benaderd. De zinvraag die achter de doodswens zou kunnen liggen wordt vertaald naar een te behandelen probleem: de doodswens zelf wordt gepathologiseerd en los van enige zingevingsproblematiek aangepakt. Suïcidepreventie is dan ook het devies. Maar is deze technisch-instrumentele benadering de beste manier om als hulpverlener om te gaan met mensen die dood willen? Marjoleine Vosselman & Paul van Hoek denken van niet en laten in dit artikel zien hoe hulpverleners tijdens een crisisinterventie wel recht kunnen doen aan zinvragen van cliënten met een doodswens.
De hedendaagse gezondheidszorg steunt op elektronische informatie- en communicatietechnologie. Denk maar aan de computers die overal gebruikt worden en het gebruik van internet bij het zoeken naar informatie over gezondheid, elektronische voorschriften, medische expertsystemen, chip implantaten, zorgrobots, gezondheidsd|>|>s op mobiele telefoons, elektronische patiëntendossiers, enzovoort. Soms worden deze elektronische technologieën ook gebruikt om zorg op afstand te verlenen, bijvoorbeeld om de medische toestand van ouderen en chronisch zieken in de gaten te houden. Het gebruik van elektronische technologie-en in de gezondheidszorg roept echter ook ethische vragen op. Is het wel veilig om met een zorgrobot om te gaan? Respecteert een elektronisch patiëntendossier wel de privacy van patiënten? Is het wel veilig om alles via de computer te doen als deze gehackt kan worden? In deze bijdrage ga ik niet zozeer in op het gebruik van technologie voor goede of slechte doeleinden, maar stel ik de vraag hoe elektronische technologieën de praktijk van het zorgen veranderen en welke impact ze hebben op de kwaliteit van de zorg. Met name vraag ik mij af of er in een dergelijke high tech zorg nog plaats is voor vakmanschap.
Eerst verduidelijk ik wat ik bedoel met vakmanschap, vervolgens verken ik wat "vakmanschap" inhoudt in zorgpraktijken en wat dit betekent in zogenaamde elektronische zorg of "e-care".
De presentiebenadering is een van de innovatieve spelers in het veld van zorg en welzijn die de menselijke maat in de zorg weer op de agenda zet. Vanuit een zorgethische inspiratie, kan deze benadering begrepen worden als een vorm van waardenwerk op het niveau van de theorie, de professionele praktijk en de organisatie van de zorg. Haar politieke inzet krijgt gestalte in de vorm van een kritisch pleidooi voor de rehabilitatie van kwetsbaarheid, in een tijd waarin de ideologie van zelfredzaamheid en eigen kracht hoogtij viert. Om zulk waardenwerk in de zorg concreet gestalte te geven, verschijnen ethische en morele reflectie als sleuteltermen in de uitwerking van het nieuwe Zorgakkoord.